de Zetel van de ZielAngst3 6Publicatie 29 februari 2004
Toen de windsels om de novice z’n borst werden losgewikkeld, vouwden de klitten in de wirwar van halmen zich open op zijn huid. De stijve stelen sprongen los en toen het zweet opdroogde, vielen ze van hem af op het beddelaken. Zijn lijf zat onder de zweren, die bovenop zijn huid lagen als bedeesde mondjes die op het punt leken iets te gaan zeggen. In de kamer waren nieuwe kaarsen ontstoken. Ze verspreidden een zacht, gelijkmatig licht in de stille atmosfeer. Ze beschenen de af en aan lopende vrouwen en wierpen haar schaduwen op de gordijnen van het hemelbed. Gweno werd gewassen en in het bed gelegd. Touwen werden over hun lijf en benen gespannen en er werd water op gesprenkeld.
Ze hadden net zo goed doden kunnen zijn, zoals ze daar lagen, of modellen voor een grafmonument. Alleen Gweno’s ogen, die als door een vernuftig mechanisme aangedreven ronddraaiden in haar verder roerloze gezicht, verrieden een alledaagse nieuwsgierigheid die aan het leven eigen is. Wat was de beproeving? Moest die binnen, of buiten hun aldus schoongewassen en naast elkaar geschikte lijven gezocht worden? Voor wat vormde het lichaam een uitdaging? Voor welke afwezige heer waakte de bewoner over het huis dat hem was toevertrouwd?
De novice bewoog een vinger over het laken, als wilde hij uitproberen, of hij nog de macht over zijn ledematen bezat. Zijn ogen begonnen te wennen aan de duisternis.
Binnenin de linnen kubus van het hemelbed vroeg de tegenwoordigheid van levende vormen om de aandacht die het tegenwoordige altijd toekomt.
De novice wist, mede uit wat hem was bijgebracht, dat de beproeving betrekking had op tegenwoordigheid in plaats en in tijd;
Als hij zijn ene oog dichtdeed, kon de novice twintig tenen zien en de bedgordijnen; als hij dat oog weer opende en het andere sloot, kon hij de welving zien van een boezem, een waaier van uitgespreid haar en het wit van ogen die hem vol verwachting aankeken.
Het was benauwend warm in het bed. Van zijn slaap en zo langs de wang van de novice naar beneden liep een zweetdruppel die pas tot rust kwam in een kuiltje bij zijn sleutelbeen.
Tegen de ochtend kwamen de vrouwen terug naar de kamer.
Licht viel naarbinnen door de raampjes en ving in zijn stralen het rondzwevend stof.
‘Ble caiff nhad gysgu? Toen ze de gordijnen van het bed opzijtrokken, zagen ze dat de novice lag te rillen van angst.
¹) Waar moet papa slapen?
Oorspronkelijke titel: Flying to nowhere, John Fuller, 1983 Vertaling: © Ronald Langereis, 2002
|
Vorige | Volgende |