Lijst van bewoners,
1939 – 1940
Tussen de beschikbare documenten zat een namenlijst van de bewoners van de kleine van Bree van eind jaren dertig. Nu is zo'n lijstje op zichzelf niet zo interessant, als je er verder niets bij weet te vertellen. Het aardige van de TV-presentaties van de heer Van Os, voormalig directeur van het Rijks- museum, vond ik altijd dat hij van een schilderij meer leek te weten, dan de schilder zelf. Zover strekt mijn kennis van de hieronder genoemde bewoners niet, maar van sommigen is wel iets meer te zeggen en met enige speculatie zijn er soms verrassende verbanden te leggen.
In de tweede helft van de jaren dertig hingen over Nederland de schaduwen van het Nazisme en de grauwsluier van de Grote Depressie. In Amsterdam vormde de opeengepakte armoe van de arbeiderswijken een schril contrast met de ruimte van de welvarende Museum- buurt. Mijn moeder (1918-2008) werkte van 1934 tot het eind van de oorlog bij de fa. Van Andel aan de Willemsparkweg 30. Waar tot 2004 'Tulleken' zat, was toen een 'Magasin' voor huishoudelijke artikelen, geen Hema, maar een voorname winkel à la Focke & Meltzer, waar de 'beau monde' van de PC en het Museumplein zijn Wedgewoodserviezen en tafelzilver kocht, tot aan het gietertje voor de kamer- planten toe. Dan reed de auto met de geüniformeerde chauffeur voor en mevrouw wikte en woog bij een keur aan gietertjes over de vraag, of de kleur wel bij de gordijnen paste. En werd er uiteindelijk een gekozen, dan mocht 'de juffrouw' het inpakken en aan de chauffeur geven. "Zet u het maar op de rekening," zei mevrouw dan, want direct betalen was er natuurlijk niet bij.
Aan personeel was geen gebrek. Naast het lokale aanbod was er in de jaren twintig een invasie geweest van Duitse dienstbodes en velen van hen waren hier gebleven. Mijn schoonmoeder (1904-1989) werkte eind jaren dertig als 'juffrouw' bij de fam. Brusse op het Museumplein 13, de villa naast het tegenwoordige Amerikaanse consulaat. Zij had de zorg voor de kinderen en voor de huishouding. Dat betekende wekelijks overleg met 'mevrouw' over wat er de volgende week op het menu moest komen en over de dagelijkse dingen van het huis, het schoonmaken, het linnen- goed en het poetsen van het tafelzilver.
In de keuken werkte een Duitse 'keukenmeid', die verkering had met een man, Hans Feenstra, die na de oorlog op Van Eeghenlaan 6 een inkoopvereniging startte. Als je lid werd kon je op vertoon van je 'boekje' bij aangesloten winkeliers huishoudelijke artikelen en apparaten met 5 of 10% korting kopen. Hij is er rijk mee geworden en 'Treeschje' kon daar na zijn dood haar laatste jaren van slijten in Vondelstede samen met Sjakootje, haar sprekende papegaai.
Aan de kleine van Bree ging de grote rijkdom een beetje voorbij. Er woonden in die tijd mensen die het doorgaans beter hadden dan handarbeiders, met een eigen bedrijfje, middenstanders, maar ook procuratiehouders en hoger opgeleiden. De meesten hadden het huis voor zichzelf en hun gezin, maar niet allemaal. In sommige huizen woonden twee gezinnen, of er waren onderhuurders. Gezien de tijd, komen we duitsklinkende namen tegen, misschien van vluchtelingen voor de Nazi-terreur, die in de kleine van Bree een tijdelijk onderdak vonden. Het was de tijd van de Kristallnacht (9-10 nov. 1938).
Op de later toegevoegde pagina 'Oud nieuws' kunt u over verscheidene bewoners, ook hieronder genoemden, meer bijzonderheden vinden.
Nº 26
F. Zucker
Dit was het huis met als enige een inpandige garage, waarbij op de plattegrond uit 1981 op blz. 55 van het boekje nog een inrit staat getekend met het bijschrift 'autostalling bewoner'. Wie meneer Zucker ook mag zijn geweest, hij zal in 1940 waarschijnlijk de bezitter geweest zijn van een automobiel, anders was hij hier niet gaan wonen.
In het oorspronkelijk ontwerp uit 1898 waren de gevels van nr. 26 en 28 spiegelbeeldig gelijk aan die van nr. 42 en 44. Blijkbaar op verzoek van de toekomstige bewoners paste De Waal de bouwtekening aan. Beide panden kregen er een verdieping bij en onder nr. 26 werd bovendien nog een garage 'gefrommeld'. De aangepaste bouwtekening van De Waal en de gemeentelijke vergunning voor de wijziging zijn opgenomen in het boekje.
Wie de eerste bewoner was, is niet bekend, maar uit deze advertentie uit het Alg. Handelsblad van 4 maart 1900 blijkt dat hij een zakenman was met agenturen voor verschillende bedrijven. De begane grond van nr. 26 zal dus in eerste instan-tie als opslagruimte gebruikt zijn met een brede, maar vrij lage toegang voor laden en lossen. Of er een automobiel, model 1900, in paste, is de vraag.
De eigenaar van dit pand rond het jaar 2000 bleef buiten het gezamenlijke renovatieproject van de Ver. 'Pomona'. Hij liet in 2000 zelf de kelder uitgraven en de fundering vernieuwen. Daarna werd het pand gesplitst in twee app. rechten met gedeelde entree, begane grond + souterrain (ca. 100m2) en de drie bovenverdie-pingen (ca. 170m2). Het geheel gerenoveerde benedenapp. met een aanbouw in de tuin werd in juli 2015 verkocht. De oorspronkelijke 'auto-stalling' is nu de huiskamer.
Een makelaarsbrochure met foto's en plattegronden is – zolang beschikbaar – hier te bekijken.
Nº 28
A.J.B. Korner; B.A. Korner; Gebr. Korner
Firmanamen leiden soms een taai bestaan. In 1915 vinden wij een Korner, Gebr., grossiers in boter, kaas en eieren, Maagdelievenstr.1, tegenwoordig Madelieven- straat, in de Jordaan, een zijstraatje van de Tuinstraat. Waren deze Gebr. Korner in de jaren dertig in de Van Breestraat gevestigd en werden op nr. 28 boter, kaas en eieren verkocht?
Grappig trouwens te zien, dat een madeliefje vroeger een 'maagdeliefje' heette.
De eerste bewoner (huurder) was afkomstig uit Wageningen en betrok dit pand op 12 mei 1899.
Nº 28 en Nº 34 waren de eerste twee woningen, waar huurders in trokken en nog wel op de geboortedag van De Waals jongste zoon.
In 1915 was er op Nº 28 een telefoonaansluiting op naam van 'Salomons, Hn.'
Nº 30
J.A. Struijkenkamp; J. Tacoma; K.F. Aronts; F.W.J. Brettschneider
In 1915 is er een Tacoma, Joh., fabrikant en technicus, N.Z. Voorburgwal 227 en 239 (8-6). Ruim twintig jaar later vinden we hem (?) terug in de Van Breestraat, maar wel in een nogal klein huis met erg veel medebewoners, iedereen een eigen kamer met een fonteintje, maar daarmee was het wel gezegd.
Zoals ik eerder beschreef in het boekje over de Palestrinastraat (2004), in mijn huis bleven dergelijke woonomstandigheden nog tot 1980 bestaan. De hoofdbewoonster was de wed. Brinkom-Kuipers, die zelf de eerste etage bewoonde. In de twee achterkamertjes en in de kamer-en-suite beneden huisden vier mannen. De porte-brisee was met zachtboard platen dichtgespijkerd en elke kamer had een wasbak, met zo'n zwanehals van lood die altijd lekte. Ik woonde toen op de derde etage en af en toe kwam ik een nieuw gezicht tegen in het portiek. Dan vonden er, nauwe- lijks merkbaar, interne verschuivingen plaats en bleek er iemand van een achter- kamertje naar de grote kamer voor te zijn gepromoveerd. De woonomstandigheden moeten erg primitief zijn geweest en de hygiëne lag op een Oost-Europees niveau. Toen wij in 1980 de inmiddels ontruimde woning bezichtigden, bleek een van de achterkamertjes geheel bruingerookt. In het midden hing een lampekap uit de jaren vijftig met een peertje erin dat nauwelijks licht gaf. Toen ik dat later tijdens de verbouwing beter bekeek, bleek het een 200W lamp te zijn, bedekt met een millimeterdikke laag van aangekoekt stof en teer.
De eerste bewoner (huurder) was afkomstig uit Amsterdam en betrok dit pand op 8 december 1899.
In 1915 was er een telefoonaansluiting op naam van 'Vries-Cohensius, L. de'
Nº 32
Wed. H.W. Fransen-Huijer; G. Fransen
Dit zijn de oma en de vader van de huidige bewoonster, Elly Fransen, die op pag.25 van het boekje in het kort de geschiedenis van haar familie in de kleine van Bree vertelt. Haar opa, de makelaar H.W. Fransen, die het huis op 31 december 1917 voor 9.000 gulden kocht, was eind jaren dertig al overleden. In het telefoonboek van 1915 vinden we hem terug onder Fransen & Höfte, Fa., Aannemers en Make-laars, Nassaukade 10, twee plaatsen boven een andere Fransen (geen familie), die voor de buurt een begrip geworden is: Fransen & Co., Drogisten, van Breestraat 100; Idem, Koninginneweg 115.
Deze drogisterij, recht tegenover de Banstraat, was nog echt 'ouderwets', een lange toonbank met een ladenwand erachter van voor tot achter en van vloer tot plafond, waaruit de oude heer Fransen in zijn grijze stofjas en zijn twee al wat oudere zonen de artikelen tevoorschijn trokken, van kruiden tot gloeilampen en van spekkies tot zonnebrandcrême. En op de toonbank altijd twee schaaltjes, een met dropjes en een met snoep, waar iedereen wat uit mocht pakken.
De eerste bewoner (huurder) was afkomstig uit Barradeel en betrok dit pand op 5 oktober 1899. Waarschijnlijk was dit de fam. Thieme, em. predikant, met zijn vrouw en een volwassen dochter, schooljuffrouw – zie Oud Nieuws, jaarlijst 1900, Nº 32.
In september 2016 stuurde Elly Fransen mij een winterse foto van haar huis uit 1929. In de deuropening staat een vrij jonge vrouw met een hond op haar arm. Het is niet bekend, wie zij is, niet Elly's grootmoeder in elk geval; misschien het dienstmeisje.
Nº 34
Mevr. J.A. Cornelisse-de Lange
Van de bewoonster weten we inmiddels (2017) iets meer. Haar meisjesnaam was J.A. de Lang, niet 'De Lange'.
Bij vergelijking van verschillende foto's in het boekje blijkt dat de huizen op nr. 34 en 36 oorspronkelijk allebei een uitpandig balkon hadden. Al voor de jaren dertig is het balkon van nr. 34 van de gevel gesloopt en vervangen door een hekje om meer licht te krijgen in de voorkamer beneden. Op nr. 36 brachten de bewoners wat meer licht in hun leven door het glas-in-lood van de bovenste ramen te vervangen door vensterglas. Het al eerder aanzienlijk gereduceerde balkonnetje mocht blijven.
De eerste bewoner (huurder) was afkomstig uit Amsterdam en betrok dit pand op 12 mei 1899. Zie ook opmerking bij Nº 28.
Hoogstwaarschijnlijk was dit M.J. Doorenbos, die als agent optrad voor een Haagse hypotheekbank, getuige deze advertentie in het Alg. Handelsblad van 5 sept. 1900. Dezelfde advertentie werd in dat jaar bij herhaling geplaatst – maar zie ook Nº 36.
Nº 36
C. van Katwijk; W. Hilak
Over de tweede naam hebben we geen gegevens (misschien een emigré uit Sudetenland – in 1938 door Duitsland geannexeerd), maar over de hoofdbewoner en eigenaar des te meer.
Cornelis van Katwijk was al enigszins op leeftijd, toen hij het huis in 1936 kocht van de N.V. Jacob Wessels Tabaks- en Sigarenhandel. Hij was geboren in Schiedam, op 2 april 1874, en dus al 62 jaar oud. Hij was getrouwd met een Zaandamse, Cornelia Johanna de Lange, van 30 juni 1877 en zij hadden een zoon Arent, die op 6 april 1912 in Rotterdam geboren was en nog bij hen inwoonde.
Cornelis was procuratiehouder en noemde zich ook 'praktizijn'. Dat is een oud woord voor 'zaakwaarnemer', kortom een boekhouder en mogelijk iets meer. Het gezin woonde daarvoor ook al in de Van Breestraat, op nr. 120 bv. Drie weken na zijn 65e verjaardag, op 25 april 1939, reisden Cornelis en zijn vrouw af naar Den Haag en betrokken een woning aan de Laan van Meerdervoort 735. Zoon Arent, juist 27 geworden, bleef in Amsterdam en woonde wellicht nog tot 1943 op nr. 36, toen zijn vader het pand verkocht aan de op blz.54 van het boekje genoemde Antonie Menno Forma, koopman van beroep. Op diens gezinskaart uit het Gem.Archief staat aangetekend, dat hij in 1929 zijn brood verdiende als handelsreiziger in visserij-artikelen. In 1969, bij de verkoop van het huis aan Hans Vervoort, grossierde hij in garen en band en werden de muren van de voorkamer beneden aan het oog onttrokken door ladenkasten vol monsterkaarten met knopen.
De eerste bewoner (huurder) was afkomstig uit Middelburg en betrok dit pand op 27 juni 1899. Zijn herkomst maakt M.J. Doorenbos als eerste bewoner aannemelijk, zoals ook de gegevens in het Amsterdams gem. archief vermelden, maar in al zijn advertenties uit die tijd geeft hij zelf Nº 34 als adres op.
In 1915 was er een telefoonaansluiting op naam van 'Uitgevers Mij., van Soeren & Co.', de zakelijke naam van Willem Wiebes Leemans, die hier, samen met 'een vrouw' woonde van 29 juni 1911 tot 25 aug. 1915.
Hij was de redacteur/uitgever van 'Het Verzekeringsblad voor Nederland en België' en een rechtschapen man met een koppig karakter. Op pag. 56 van het boekje staat zijn patriarchale portret met daarbij een korte, maar sprekende impressie van zijn leven in dienst van het verzekeringswezen.
Nº 38
Dr. J.A. Bruins
Over deze bewoner is niets te vinden, maar een kleindochter van de buurman op nr. 40, die in de jaren '40/'50 vaak bij haar opa en oma logeerde, herinnert zich nog levendig dat de bewoner van nr. 38 toen een aapje had, dat altijd voor het raam zat. Of dit aapje aan dr. Bruins behoorde, of aan een latere bewoner, is niet bekend.
De eerste bewoner (huurder) was afkomstig uit Amsterdam en betrok dit pand in mei 1900, getuige deze advertentie in het Alg. Handelsblad van 9 mei 1900.
Nº 40
J.J. Sedelaar
Van deze bewoner hebben wij geen gegevens, maar als we naar de foto bovenaan deze pagina kijken en we zien daar een man het stoepje van nr. 40 opgaan, kunnen we niet nalaten te denken: Kijk, daar staat meneer Sedelaar.*)
Uit nieuwe informatie in 2016 bleek dit toch niet het geval. De foto was ouder dan we dachten, van vóór 1932. De man op het stoepje moet daarom een eerdere bewoner zijn, niet meneer Sedelaar – zie het artikel 'Logeren in de Van Bree'.
Het huis had in die jaren nog zijn oorspronkelijke, buiten de gevel uitstekende kapconstructie, die het evenbeeld was van die van nr. 30. Eind jaren '50 verkeerde de kap van nr. 40 in slechte staat van onderhoud en is toen verwijderd, terwijl die op nr. 30 nog wel aanwezig is, zij het zonder de balkenconstructie en beschotting.
*) Op 29 april 2012 ontving ik een e-mail die dit vermoeden leek te bevestigen.
Met veel genoegen zat ik bij toeval vanmorgen het artikel te lezen over de kleine van Bree op internet. Hierin komt naar voren dat de heer J.J. Sedelaar op nr. 40 voor zijn huis staat. Klopt helemaal. Mijn vader is als pleegkind door hem en later door zijn dochter C. Sedelaar opgevoed. Het huis kan ik mij nog goed herinneren. Er ging elk jaar bakken met grind de tuin in, omdat het aan het zakken was. Graag bestel ik bij u de kleine Van Bree.
Met vriendelijke groet. E Wurmbauer
Op 9 augustus 2016 volgde een bericht van een kleindochter van deze familie:
Mijn grootouders hebben inderdaad op Van Breestraat 40 in Amsterdam gewoond. Ik heb er vaak gelogeerd en weet nog precies hoe het huis er van binnen uitzag. Ook dat de buren op nr. 38 een aapje hadden dat altijd in de vensterbank zat.
Mijn grootvader is in 1949 gestorven maar mijn grootmoeder heeft er met drie dochters tot haar dood midden de jaren 50 gewoond.
Als kind vond ik het een heel groot huis met een héél lange gang.....en als het regende stond de kelder onder water. Ik kan het nog ruiken....
C. Sedelaar
De eerste bewoner (huurder) was afkomstig uit Amsterdam en betrok dit pand op 6 oktober 1899. Volgens een bericht in het Alg. Handelsblad van 24 maart 1900 was dit ene mej. C. van Deventer.
Nº 42
T. Rodenhuis; mej. A.R.J. Hoekzema; M. Machin; Fa. H. Machin & Zn.; L.J.E.van der Hout
Net als nr. 30, was nr. 42 - het huis met het brede balkon - ook 'dichtbevolkt'. De meeste bewoners blijven onbekenden, maar H. Machin, de vader van de bewoner M. Machin, was in 1915 gevestigd op de Keizersgracht 602, als laarzenmaker. De zoon volgde in het voetspoor van zijn vader. In het Amsterdams Adresboek staat achter zijn naam 'hoflaarzenmaker' vermeld.
De naam 'Machin' is trouwens ook in ander opzicht interessant. Twee Machins hebben geschiedenis geschreven, beiden Engelsen. Eerst was daar John Machin (1680-1751), die er in 1706 als eerste in slaagde de eerste honderd decimalen van het getal 'pi' met een zelfontwikkelde formule te berekenen.
De tweede, Sir Arnold Machin (1911-1999) is een begrip onder filatelisten. Als beeldhouwer maakte hij de klassiek geworden 'kop' van Koningin Elizabeth II, die sinds 1967 de Britse munten en postzegels tooide.
Een opmerkelijk aspect van Van Breestraat 42 is dat alle akten van verkoop & koop in één hand bewaard zijn gebleven.
De eerste, uit 1911, is te zien op blz. 24 van het boekje.
Lijst van eigenaren, 1899–1983
De bouwers, Van der Eijk & De Waal, namen de gewoonte aan voor elk van hun afzonderlijke activiteiten een aparte onderneming op te richten om zodoende hun financiële armslag te vergroten. Aanvankelijk was hun Bouwmaatschappij 'Pomona' eigenaar van de panden in de Van Breestraat, maar na 1900 verlegden zij hun bouwactiviteiten naar de gemeente Watergraafsmeer, omgeving Hogeweg, en beperkten zich in Zuid tot verhuur en exploitatie.
In 1906 werd daarom de eigendom – met een tussenstap via de Utrechtsche Hypotheek Bank, te Utrecht – overgedragen aan de "Mij. tot Exploitatie van Vaste Goederen 'Het Resultaat', te Amsterdam". Mogelijk konden ze zo ook nog een boekwinst maken, of de belastingen verlagen.
Blijkbaar werd het een paar jaar later aantrekkelijker om de huizen te verkopen, of ze hadden geld nodig voor andere activiteiten, want per 1909 werd hun N.V. Huizen Liquidatie Cie., te Amsterdam, eigenaar.
De eerste koper van nr. 42 was Margaretha Alberdina Rost (1862), verpleegster te Amsterdam, Nic. Beetsstraat 128. Zij betrok het huis op 29 nov. 1911 en woonde daar aanvankelijk met twee andere vrouwen en tenslotte nog met één, Maria Johanna Vlieg (geb. 1889), ook een verpleegster, waarschijnlijk een collega uit het Wilhelmina Gasthuis. Bij haar dood in 1919 liet mej. Rost het huis na aan deze jongere collega. Die vertrok daarop naar Den Haag en verhuurde het tot 1921, waarna zij er zelf weer voor korte tijd ging wonen (24 sept. 1921). Na een periode van verhuur woont ze er vanaf 1931 samen met haar zuster tot 1935. Dan trouwt zij met een arts, Christiaan Gotlieb, te Naarden, en verhuurt nr. 42 opnieuw.
Op 6 juli 1942 koopt apothekersassistente, Jeanette Alexandrine Deenik, te Laren, het huis van mevr. Gotlieb-Vlieg. Voor mevrouw Deenik, buiten gemeenschap van goederen gehuwd met drs. Martinus Pieter van Heynsbergen, is het pand louter een belegging. Zij gaat er niet zelf wonen, maar verhuurt het tot 1954 en doet het dan weer van de hand. Zelf is zij dan inmiddels verhuisd naar Beverwijk.
De volgende koper, op 4 mei 1954, is Willem Hendrik Toorens, procuratiehouder, te Amsterdam. Hij woonde al op nr. 42 als huurder en koopt het huis voor 12.500 gulden. Hij blijft er tot 1965 en verkoopt het op 29 april aan Hendrik Willem Verbrugge (1918), gemeenteambtenaar te Amsterdam, en diens vrouw Margaretha van Dorp, die er tot 31 jan. 1983 blijven wonen en dan naar Wolvega verhuizen.
In het boekje is te lezen hoe het verkoopproces in 1983 verliep.
Lijst van bewoners, 1899–1922 – bron: Bev.Reg., Woningboek B65
De eerste bewoners (huurders) van nr. 42 waren Wilhelmus Antonius Franke (1868) en zijn vrouw. Zij kwamen uit Abcoude / Baambrugge en betrokken hun nieuwe woning op 24 nov. 1899, maar bleven er niet lang. Op 15 jan. 1901 lieten zij zich weer uitschrijven naar elders in de stad.
Het huis stond drie maanden leeg, maar op 22 april 1901 kwamen Pieter Frederik Hendricus Keuker (1856) en zijn vrouw er wonen, samen met nog een man, ene Koelinga. Het echtpaar was afkomstig van de Reguliersgracht 112, waar Keuker als handelsagent werkzaam was geweest; nu was hij zonder beroep. Een van de echtgenoten, waarschijnlijk de vrouw, blijft er tot 4 febr. 1922 wonen en verhuist dan naar nr. 34. Dhr. Keuker zou ergens in 1910 of '11 overleden kunnen zijn, want op 29 nov. 1911 komt de nieuwe eigenaar, mej. Rost, met haar jonge collega, mej. Vlieg, ook op nr. 42 wonen en volgens de aantekeningen wonen er dan drie vrouwen in het huis en geen mannen.
De aanwezigheid van dhr. Koelinga op dit adres werd minder raadselachtig, toen ik ontdekte dat hij de vader was van mevr. Keuker en weduwnaar. In een oproep van een notaris n.a.v. zijn overlijden in 1913 wordt als laatst bekende adres Van Breestraat 34 genoemd en niet Nº 42. Waarschijnlijk zijn de Keukers met Koelinga naar Nº 34 verhuisd, voordat mej. Rost het huis op Nº 42 in nov. 1911 kocht.
Na de dood van mej. Rost in 1919 en het vertrek van mej. Vlieg, vindt er op 6 sept. 1919 een kleine invasie van nieuwe huurders plaats.
Op die datum trekken er twee gezinnen in: George Zacharias de Vries (1876) uit Amsterdam, en Carl Izaak de Vries Robles (1879), een arts uit Batavia en beiden met hun echtgenotes.
Tijdens hun verblijf op nr. 42 lijkt het bewonersbestand nogal te fluctueren, ergens tussen een man alleen en vier mannen en een vrouw, maar op 28 april 1921 vertrekt de arts naar Velsen. Dan is er blijkbaar weer ruimte genoeg voor mej. Vlieg – de nieuwe eigenaar – die op 24 sept. 1921 uit Den Haag terugkeert. Op 4 febr. 1922 verlaten alle huurders het pand en van mej. Vlieg ontbreekt voorlopig elk spoor.
Lijst van bewoners, 1922–1940 – bron: Algemeen Adresboek
Dan wordt het tijdelijk wat rustiger in huis. Van 1922 tot 1926 woont er J. Stornebrink, techniker; van 1926 tot 1929 M. Wijnberg, grossier in manufacturen en modeartikelen. In 1928 komt ene S. Asser bij hem inwonen. Van 1929 tot 1931 zijn geen bewoners bekend. Mogelijk staat het huis leeg, totdat mej. Vlieg er tot 1935 samen met haar zuster, J.C. Vlieg, gaat wonen en het huis in 1942 verkoopt.
T. Rodenhuis staat in 1936 als huurder vermeld en woont daar in 1940 nog. Wel neemt hij onderhuurders in huis: in 1938 M. Machin, de hoflaarzenmaker, en in 1939 bovendien mej. A.R.J. Hoekzema en L.J.E. van der Hout. Evenals twintig jaar daarvoor, is het in 1940 weer volle bak op Nº 42.
Nº 44
H.J. van der Spek; B.M.P. de Chaufepil Neusy
Het huis met de grote erker, waar in 1968 Elisabeth Eybers haar intrek zou nemen en in 1979 Marijke Spies, beschreven in hoofdst. 9, 'De Zuid-Afrikaanse connectie', blz. 57 t/m 60.
Van de vermelde bewoners is niets bekend, alleen dat de herkomst van de opvallende tweede naam in Henegouwen (Hainaut) gezocht moet worden.
De familienaam 'Neusy' komt daar al sinds de 17e eeuw voor in en rondom Colfontaine bij de Franse grens.
De eerste bewoner (huurder) was afkomstig uit Amsterdam en betrok dit pand op 28 augustus 1899.
Nº 46
M.H. van Driel; H. Fransman
Na het vertrek van deze verder onbekende bewoners in 1939 werd de woning betrokken door mevr. Van Gessel en haar zoon Rinus, die in dat jaar uit Australië terugkeerden. Dit wordt in het boekje beschreven op blz. 48. In 1946 nam mevr. Van Gessel de fam. Rijpstra in huis, nadat die uit Nederlands Indië waren gerepa-trieerd.
De eerste bewoner (huurder) was afkomstig uit Amsterdam en betrok dit pand op 19 september 1899.
Nº 48
F. v.d. Kolff; H. Wempe; C. Mantel
De zusters Rijpstra, die al sinds 1946 op nr. 46 wonen, hebben de wed. Van der Kolff nog persoonlijk gekend. Op blz. 52 van het boekje vertelt Netty Rijpstra, dat haar buurvrouw kamers verhuurde aan inspecteurs van politie. De heren Wempe en Mantel zullen dus hoogstwaarschijnlijk bij de politie hebben gewerkt. Mogelijk hield dit weer verband met de organisatie die op nr. 50 gevestigd was.
Nº 50
Bond v. Christelijke Politie-Ambtenaren in Nederland;
Mr. A.H. van der Veen
In 1915 was er een telefoonaansluiting op naam van 'Siemer, Paul, Dameskleedermaker'.
Nº 52
Geen namen beschikbaar.
Nº 54
Geen namen beschikbaar.
Er is echter wel een eerdere bewoner bekend. Volgens Marijke Spies woonde dr. Meinhard Steven Lingbeek, arts, die in 1900 in Zuid-Afrika haar vader ter wereld had helpen brengen, in 1902 tijdelijk in de Van Breestraat, op nr. 54.
Nº 56
Geen namen beschikbaar.
Nº 58
E.A.J. Taggenbrock
Op 12 december 1912 liet een zekere Friedrich Theodor Clemens Taggenbrock zich inschrijven in het bevolkingsregister van Amsterdam. Hij was geboren op 1 december 1860 in het plaatsje Aslage, in Pruisen, want 'Duitsland' als land bestond toen nog niet. Zijn beroep was koopman. In het telefoonboek van 1915 vinden we een Clemens Taggenbroek - vast een drukfout, die op de Nieuwendijk 198 een bonthandel dreef: manufactuur en pelterijen. Waarschijnlijk gaat het om een en dezelfde persoon.
De Taggenbrock die zo'n dertig jaar later in de Van Breestraat woonde, zal een familielid van deze Pruisische koopman en bontwerker geweest zijn. In 1950 vinden we de firma nog steeds op Nieuwendijk 198, gedreven door H. Taggenbrock (Telefoongids 1950). Na de jaren zeventig was er in de bonthandel echter geen droog brood meer te verdienen. Vandaar misschien, dat we in 2006 op de Geldersekade 29 een Arthur Taggenbrock aantroffen, als eigenaar van een daar toen gevestigd restaurant 'Entresol', dat in 2011 is opgeheven. Arthur Taggenbrock is sindsdien de chef-kok van Kasteel de Hooge Vuursche in Baarn.
Nº 60
J.C. Kraak; C.J. Kraak
Van deze bewoners is niets bekend. Het zou een muzikale familie geweest kunnen zijn, als zij verwant waren aan zanger en zangcoach Meinard Kraak, die rond 1980 een aantal jaren mijn buurman was in de Palestrinastraat, op nr. 4, pal naast de kleine van Bree.
Nº 62
Wed. S. Zeldenrust-Graanboom; E.L.K. Zeldenrust
De naam Graanboom heeft een interessante geschiedenis (bron: jhm). De naam is van Zweedse oorsprong en luidde oorspronkelijk Granbom. Rond 1750 besloot Jakob Granbom met zijn gezin uit Zweden naar de Nederlanden te verhuizen en daar bekeerde de familie zich tot het jodendom. Hij had acht kinderen, vijf zoons en drie dochters.
Een van de jongens, Mathias, werd bij de bekering omgedoopt tot Aron Mozes Izak en werd voortaan Izak genoemd. Ten tijde van de verhuizing was hij twaalf jaar oud. Hij blonk uit in de studie van de joodse wet en werd benoemd tot rabbinaal assessor. In 1789 schreef hij in één week een religieus werkje, 'Het zaad van Izak', om de bruidsschat van zijn dochter Rebecca te vergaren. Niettemin viel het zeer in de smaak bij het Amsterdamse opperrabbinaat.
In 1797 stapte Izak over van de Hoogduitse joodse gemeente naar de afgescheiden gemeente Adat Jessurun. Tot dan toe stond hij bekend als Izak Ger (de bekeerling), maar na zijn overstap werd hij spottend Izak 'Getz' genoemd, de afgodendienaar, of de nar. Zijn eerste gang naar de synagoge bracht grote opschudding teweeg. De Amsterdamse militie en zelfs de nationale ruiterij moesten hem en zijn geloofs- genoten begeleiden om te voorkomen dat zij werden gemolesteerd. Daarna woedde er tien jaar lang een pamflettenstrijd tussen de oude en de nieuwe gemeente, waarin ongenadig met vuil werd gegooid en met als steeds terugkerend thema de niet-joodse afkomst van de rabbijn.
Izak overleed op 12 maart 1807, 68 jaar oud. In 1811, tegen het einde van de Franse tijd, werd de familienaam Granbom vernederlandst tot Graanboom.
Ook zonder deze geschiedenis valt er over de wed. Zeldenrust-Graanboom nog wel iets aardigs op te merken. In 1915 woonde op nr. 62 een Max Zeldenrust, die een kantoor had op Ceintuurbaan 193a. Wat hij daar deed, staat er helaas niet bij. Aan de overkant, Van Breestraat 61, woonde Jacob Graanboom, een commissionair in diamanten. Als er vijfentwintig jaar later op nr. 62 een weduwe Zeldenrust-Graanboom woont, mogen we dan niet aannemen dat er tussen Max en Jacobs dochter een romance is opgebloeid en dat er zo rond 1920 misschien een bruiloft is gevierd die beide kanten van de straat met elkaar verbond?
Nº 64
C.J. de Jong
Ook in 1915 woonde hier al een C.J. de Jong, die van beroep kruier was. Kort voor de oorlog woonde zijn zoon er, die ook C.J. de Jong heette en een verhuisbedrijfje had. Het kantoortje was op de eerste verdieping en beneden was een fietsen- stalling, tot in de jaren zeventig. De zoon van zijn vriendin, Robbie Brendel, was een van de eersten die in Nederland een softwarebedrijf begon en er miljonair mee werd.