De Bouwers
De Waal & Van der Eijk
Johan Anton de Waal, de drijvende kracht van het aannemersduo dat in 1898-1899 de twintig huizen van de kleine van Bree in een jaar tijd uit de grond stamp-te, moet een voortvarende jongen zijn geweest; iemand die er lol in had huizen te bouwen naar eigen idee en daarbij de overheid en de inspectie te slim af te zijn. Hij moet een man geweest zijn die opging in zijn vak, maar met een scherp oog voor financieel gewin en geen tijd voor ijdelheid. In het gemeentearchief en in toenmalige dagbladen is nagenoeg niets over hem te vinden.
JF Meiners, die in het boekje ook wordt geciteerd, beschrijft hoe in die tijd de grond van de weilanden en tuinderijen rond het Con-certgebouw bouwrijp werd gemaakt. Er werd een dijk aangelegd, waar later de straat op zou komen. Dan werd "het afgebakende ter-rein onder water gezet en platboomde met zand gevulde schuiten verschenen erop, waaruit de polderjongens in roodbaaien hemden en wijde donkere dikke onderbroe-ken met scheppen de lading op de weilanden uitstortten."
Vrachtwagens bestonden nog niet, het bouwmateriaal werd zoveel mogelijk per schuit aangevoerd en het laatste stuk naar de bouwplaats ging met paard en wagen. De tenminste 12 meter lange heipalen – een bouwvoorschrift van de gemeente – werden vervoerd met een 'lange Jan'. Voor het heien zelf zal men inmiddels een stoommachine in gebruik hebben gehad, anders moest het blok telkens met handkracht omhoog worden getrokken.
Onder zulke, in onze ogen primitieve omstandigheden kan men zich voorstellen dat een bouwer die haast heeft snel geneigd is een paar palen minder te slaan dan op zijn heiplan staan ingetekend en in het geval van de kleine van Bree zelfs minder dan de helft.
Nieuw ontwerp (De Waal 1898) van de gevelrij vBreestraat 44–26 volgens de hierboven afgebeelde vergunning. De nrs. 28 en 26 (rechts), oorspronkelijk het spiegelbeeld van 44 en 42 (links), zijn op verzoek van potentiële kopers met een verdieping verhoogd en nr. 26 kreeg een inpandige garage.
En haast had hij, onze De Waal, want behalve met de kleine van Bree, was hij samen met zijn zwager Engel van der Eijk ook elders in de buurt bezig met bouwen.
Op z'n 25e was hij in 1890 begonnen op de Koninginneweg, toen nog gemeente Nieuwer-Amstel. Zelf woonde hij op Koninginneweg 181, aan de linkerkant, iets voor de Hendrik Jacobszstraat. Wat verderop bouwt hij nr. 223, een aardig pandje naast het vroegere Dirks, de interieurinrichting, dat al helemaal de sfeer ademt van wat we later in de Van Bree en de Jacob Obrechtstraat van hem terug zullen zien: een gevel in strakke lichtrode baksteen met sierlijsten in dezelfde steen, maar dan geel en altijd wel een doorbreking van de strakke lijnen met een ronde boog boven de portiek.
In 1891 realiseert hij acht panden in de Roemer Visscherstraat, nrs.9-17 en 43-47 – (bekijk nr. 47), de volumineuze villa's in het park, direct links naast het viaduct over het Vondelpark. Dan gaat hij naar de Van Baerlestraat en bouwt daar in 1893 de nrs.74-76, waar nu op 76 Intertaal zit. Vervolgens in 1894 twee panden in de Den Texstraat, nrs.33-35 en dan een jaartje rust.
Op 1 mei 1896 lijft Amsterdam een groot stuk van de gemeente Nieuwer-Amstel in en nu komen de vergunningen in hoog tempo los. Het duo Van der Eijk en De Waal staat klaar om zijn aandeel in de wacht te slepen: in 1896 zes panden, Van Eeghenstraat 29-29a/b, schuin links tegenover de Korte Van Eeghenstraat met een zeer sobere voorgevel en Willemsparkweg 211-215. Waar nu op nr. 213 de föhns van Backx Raban Coiffures ruisen, ging medio 1897 Engel van der Eijk een jaartje wonen in zijn zelfgebouwde huis.
Aanleg van de Jacob Obrechtstraat (1897), gezien vanaf het terrein waar later de Obrechtkerk zou verrijzen (1908–1911), naar het kruispunt met de Willemsparkweg toe.¹) Op de achtergrond, midden, de spits van de Vondelkerk (1880). Rechts het hoekpand van de latere vBreestraat, met uiterst rechts de achterkant van de Willemsparkweg.²)
In dat jaar komt ook de Van Breestraat in zicht. Er was daar blijkbaar al één pand neergezet door een andere aannemer, nr.79. Tot 1897 was achter de Willemspark-weg de wereld verder nog woest en ledig. Het laatste huis aan de even zijde van de Jacob Obrechtstraat was nr.12, waar nu schoenenparadijs Luuks zit onder het voormalige domicilie van Gerrit Kouwenaar – hij overleed in september 2014. Van der Eijk en De Waal dichten het gat tot de hoek van de Van Breestraat en bouwen er de nrs.14-20. Van Breestraat 72, vroeger een fietsenstalling en nu een 'body care center' doen ze er meteen even bij.
In 1915 is daar boekhandel Karel van der Schot gevestigd, ik neem aan de vader van de ons bekende Karel, wiens winkeltje op Jacob Obrechtstraat 14 zat (later het wijkservicepunt) en naar wie officieus het middenpleintje met het elektrahuisje is vernoemd – zie voetnoot.
Ook de overkant van de Jacob Obrechtstraat wordt in 1897 door Van der Eijk en De Waal tot aan de hoek van de Van Breestraat volgebouwd, nrs.15-19, waar minstens een halve eeuw een dameskapper heeft gezeten – o.a. John van Slooten; en in datzelfde jaar ook nog Van Breestraat 81, negen panden in nog geen jaar tijd.
De oneven kant van de Van Breestraat, vanaf hoek Wanningstraat de nrs.19-31.Het topjaar moest echter nog komen. In 1898 wordt niet alleen de kleine van Bree gerealiseerd (20 hui-zen), maar aan de overkant ook de nrs.19-37, van de hoek van de Wanningstraat tot de helft van 'Club de Borcht' – een vestiging van Opus Dei die begin 2005 op-gedoekt werd; en tenslotte ook nog Van Breestraat 71-77, van de hoek van de Jacob Obrechtstraat tot aan het reeds bestaande pand op nr.79, waar Engel van der Eijk op 8 juli 1898 is gaan wonen en zijn kantoor heeft gevestigd. Zo kon hij goed toezicht houden op de werkzaamheden.
Dan is de bouwlust in Oud Zuid blijkbaar bevredigd. In 1899 wordt nog de stalhou-derij Van Breestraat 2-4 gerealiseerd – een foto daarvan is in het boekje te zien – en in de Van Eeghenstraat de dubbele villa direct links van de Vondelparkingang, nrs.80-82 (foto hieronder), maar dan houdt het op. De heren zijn hier uitgebouwd – te hoge grondprijzen? Ze verleggen de bouwactiviteiten naar de gemeente Watergraafsmeer en beperken zich in Oud Zuid tot verhuur en exploitatie. Engel van der Eijk is dan bijna veertig jaar oud en Johan de Waal vierendertig. Samen hebben ze het aanzicht van het eerste stuk Van Breestraat en het aangrenzende deel van de Jacob Obrechtstraat grotendeels bepaald.
Deze kapitale, dubbele stadsvilla aan de Vondelparkingang in de Van Eeghenstraat werd in 2005 volledig gerestaureerd en mogelijk intern samengevoegd. Het perceel staat in juni 2016 te koop.
572 + 562m², 16 kamers. Vraagprijs: € 11.750.000.
In januari 2017 wordt de villa opnieuw aangeboden, vraagprijs: € 18.750.000.
De hierboven eerder geciteerde J.F. Meiners geeft duidelijk aan waar 'Pomona' lag en van waar tot waar zij liep. Hij kon het weten, want hij woonde zelf als jongen op de Parkweg met eersterangs uitzicht op de kwekerij en maakte de transformatie van landelijk Nieuwer Amstel tot een Amsterdamse woonwijk persoonlijk mee. Het citaat is uit zijn artikel: ‘Het Van Baerlestraatkwartier in het laatste kwart van de 19de eeuw’, Ons Amsterdam 7 (1955), nr. 5, 71-75.
Beiden hadden de gewoonte dicht bij het onderhanden werk te gaan wonen en ze verhuisden dan ook voortdurend.
Zo zien we De Waal in 1890 op Koninginneweg 181 wonen, als hij daar nr. 223 bouwt en Van der Eijk betrekt in 1897 voor een jaar Willemsparkweg 213, als ze daar nr. 211–215 neerzetten. Hij zit er dan letterlijk 'middenin'. Als het werk zich later concentreert in de Obrechtstraat en Van Breestraat, verhuist hij medio 1898 naar Van Breestraat 79, waar hij kantoor aan huis houdt, totdat de activiteiten rond 1900 worden verlegd naar Watergraafsmeer. Dan gaan zij beiden daar wonen, op de Hogeweg, waar zij in 1902 ook een kantooradres hebben, op nr. 8, naast de woning van De Waal.
Ook is er volgens het Algemeen Adresboek voor Amsterdam van 1900/01 een kantoor in de Noorderstraat, nr. 19, waar alle Amsterdamse bouwmaatschappijen van het duo geregistreerd staan.
Rond 1905 lijkt aan de nauwe samenwerking tussen de zwagers¹) een einde te komen. De Waal vertrekt naar Arnhem en Van der Eijk een jaar later naar Den Haag. De Waal blijft echter de zaken behartigen. Bij de verkoop van vBreestraat 42 in 1911 treedt hij op namens de eigenaar, de N.V. Huizen Liquidatie Compagnie, te Amsterdam. Hij noemt zich dan niet langer 'aannemer', maar 'bouwkundige' en woont in Sloten. Dat was toen een grote gemeente, die met als grens de Schinkel en Kostverloren Vaart de hele westkant van Amsterdam omsloot tot aan het IJ. De Waal woonde dan ook niet in het dorp Sloten, maar in de Jacob Marisstraat ter hoogte van de Vondelparkingang aan de Amstelveenseweg. Hij heeft daar zelf een aantal huizen gebouwd, evenals op het Jacob Marisplein. In 1911 werd hij commissaris van de Waterleidingmij.²) van Sloten.
Uit die tijd vond ik een advertentie van mevr. De Waal, die een goed idee geeft van het arbeidsethos en de prot. christelijke moraal die in het gezin van De Waal gold.
Nieuwsblad van het Noorden, 21 december 1911
In het telefoonboek van 1915 heeft hij drie vermeldingen:
– Waal, J.A. de, Kantoor, Heerengr. 520
– idem, Jac. Marisstr. 4, Sloten
– Waal, J.A. de, Dir. N.V. Mij. v.h. uitvoeren van bouwk. werken, Heerengr. 520.
Al in 1915 had hij een methode ontwikkeld om holle heisegmenten die op elkaar geschoven konden worden, een-voor-een de grond in te drijven. Zijn bedrijf, 'De Waal Paal', werd in latere jaren een begrip en bestaat tot op de dag van vandaag.
Bij het funderingsherstel van de door hemzelf gebouwde 'kleine van Bree' kwam zijn techniek 90 jaar later uitstekend van pas.