De Kweker
Jac.P.R. Galesloot

Afbeelding van Catalogus Nº 4 uit 1872 van Vruchtboomkweekerij Pomona, gelegen aan het
Mennonietenpad buiten de Weteringbarrière.

In het boekje de kleine van Bree wordt op de pagina's 40 t/m 46 uitgebreid aandacht besteed aan de levensloop van Jac. P.R. Galesloot, oprichter en eigenaar van rozen- en vruchtboomkwekerij Pomona die van 1869 tot ongeveer 1896 het terrein besloeg waar sindsdien het eerste stuk Van Breestraat ligt.

Tijdens de samenstelling van het oorspronkelijke boekje in 2004 en 2005 was er over hem op internet nauwelijks iets te vinden. Ik deed een poging zijn leven voorzover mogelijk te reconstrueren aan de hand van oude kranteknipsels en persoonskaarten uit het gemeentearchief die ons door bewoners welwillend ter beschikking waren gesteld. Door gebrek aan informatie slaagde ik maar ten dele in mijn opzet en de discussie met deskundigen over mijn wilde gissingen vindt u onder de link 'Berichten van lezers'.

Ben je hier verdwaald via een zoekmachine?
Begin dan op 'de kleine van Bree'

Ik geef toe, dat deze Jac. P.R. Galesloot, geboren in 1841, zijn plaats in het boekje niet alleen dankt aan het feit dat hij bijna dertig jaar lang een bloeiende kwekerij dreef op juist dat lapje grond, maar ook omdat de man mij gaandeweg begon te intrigeren.
Hij was iemand met een blijkbaar tomeloze energie en leergierigheid en in de loop der jaren ontwikkelde hij zich van een eenvoudige tuinmansknecht tot een gezag-hebbende autoriteit en publicist op zijn vakgebied, organisator van diverse, ook internationale evenementen, wiens faam tot in de hoogste kringen doordrong tot ver buiten Nederland. En dat in een tijd, dat Europa verscheurd werd door revolu-ties en oorlogen, waarin oude keizerrijken ten onder gingen en nieuwe verrezen en waarin het voor iemand van lage komaf nog bijna onmogelijk was de grenzen van de klassenmaatschappij te doorbreken, zeker als hij met zijn handen zijn brood verdiende en zwarte randen onder zijn nagels had.

Omdat zijn in 1869 op grond van Nieuwer-Amstel begonnen kwekerij vanuit de stad nauwelijks bereikbaar was en Galesloot klandizie wilde trekken van zondagse wan-delaars uit Amsterdam, pachtte hij er in 1870 een stuk bij dat 'op stadsgrond' lag, halverwege het tegenwoordige kruispunt Van Baerlestraat / Willemsparkweg en het Concertgebouw (1888), dat er toen uiteraard nog niet stond.

Het Concertgebouw in aanbouw, 1886, met rechts daarvan de ingang van kwekerij 'Pomona'.
Tekening JHA Rieke (1851–1899)

Eenmaal daar gevestigd aan het Mennonietenpad buiten de Weteringbarrière, zoals bovenafgebeelde catalogus uit 1872 vermeldt, toonde Galesloot zich een onver-moeibare propagandist van zijn kwekerij Pomona en van een speciale, door hem beoefende snoeiwijze 1). Er was geen tentoonstelling, of hij was er te vinden. Hij introduceerde nieuwe soorten, die hij tijdens zijn leerjaren overal in Europa had leren kennen, hij gaf lezingen 2), nam zitting in jury's en won met zijn nieuwe producten zelf ook vele prijzen.

Ook was hij een van de oprichters van de – weldra 'Koninklijke' (1871) – Neder-landsche Maatschappij voor Tuinbouw en Plantkunde, die geleidelijk overal in het land onderafdelingen kreeg. Intussen vond hij nog tijd allerlei belangstellenden op zijn kwekerij rond te leiden, waaronder in 1892 Eugénie, de ex-keizerin van Frankrijk. Zo verbreidde zijn roem zich, maar hij vestigde zijn naam definitief door het uitgeven van rijkgeïllustreerde catalogi met uitvoerige beschrijvingen van de diverse nieuwe soorten rozen en vruchten die hij in de nazomer feestelijk op lange tafels voor zijn kwekerij uitstalde voor al degenen die er graag de wandeling uit de stad voor overhadden.
Deze catalogi zijn tot op de dag van vandaag in gebruik gebleven, worden inter-nationaal herdrukt en antiquarisch brengen ze tot een paar honderd euro op.

Vijftig jaar lang, van 1855 – toen hij als veertienjarige jongen in dienst was getre-den 'bij den ouden heer Krook, te Amsterdam' – tot 1905, het jaar waarin hij zich uit de zaken terug wilde trekken, was het leven van Galesloot één onafgebroken succesverhaal geweest. Hij was inmiddels een lokale beroemdheid – 'Wie in Amsterdam had niet van Jac. P.R. Galesloot gehoord?' - en na de overdracht van Pomona – waarschijnlijk in 1896 – aan het aannemersduo Van der Eijk en De Waal, mocht hij zich zeker als een man in bonis beschouwen.
Op zijn 54e, op 16 januari 1896, was hij hertrouwd 3) met de 22 jaar jongere Iohanna Frederika Neumeijer en in 1905 had het er alle schijn van dat niets zijn onbezorgde oudedag in de weg stond. Maar sinds dat jaar was het of het lot hem niet langer welgezind was en je zou kunnen denken dat van het moment dat hij zijn geluksgodin, de lieflijke Pomona, de rug toekeerde, hij met Iohanna zijn Nemesis in huis had gehaald.

Evert Breman, architect,
1859–1926

De laatste grote opdracht voor Pomona was de aanleg van rozenperken 4) ter opluistering van het terrein van de Wereldtentoonstelling van het Hotel- en Reiswezen in 1895. Daartoe verrees onder leiding van de gevierde architect Evert Breman op het Mennonieten Eij-land 5), het huidige Museumplein, een compleet dorpje van oud-Hollandse huisjes en replica's van kenmerkende, Hollandse gebouwen.
Bezoekers uit alle windstreken van Europa en uit Amerika stroomden toe, want al moest de auto nog aan zijn opmars beginnen, de ontwikkeling van het spoor en met name ook de stoom-vaart had het reizen over aanzienlijke afstanden betrouwbaarder, comfortabe-ler en goedkoper gemaakt en daarmee binnen het bereik gebracht van een groeiende groep welgestelden met de luxe van vrijetijd. De wereldtentoonstelling markeerde de stormachtige ontwikkeling van het internationaal toerisme en van de eerste reisorganisaties die daaraan mede vorm zouden geven.

Na de opheffing van Pomona verplaatst Galesloot zijn kwekerij naar Santpoort en vertrouwt de zorg ervan toe aan zijn twee compagnons. Zelf blijft hij wonen op Willems Parkweg 29, samen met zijn vrouw Iohanna en Maria Gerarda, de pleeg-dochter 3) uit zijn eerste huwelijk. Vrij kort na elkaar volgen dan twee verhuizingen, eerst (1897) naar Van Eeghenstraat 52 en in 1899 naar nr.75, een herenhuis, dat uit de erker op de 1e verdieping, langs de daar in datzelfde jaar door Van der Eijk en De Waal opgetrokken villa's (nr.80 en 82), uitzicht bood op de grote vijver in het Willems Park, later Vondelpark. Wat zat daar achter?

Willemsparkweg 29–35, i.o.v. Jac.P.R. Galesloot, opgeleverd in 1884, architect H.J. Wigman.
Galesloot bewoonde het pand ter linkerzijde, nr. 29, en kon via zijn achtertuin zo doorsteken naar zijn kwekerij, die er pal achter lag.

De Van Eeghenstraat, parallel aan de zuidoostkant van het park, was van meet af aan een toplocatie. Iets verderop, op nr. 106 in een villa aan de parkzijde, woonde bijv. generaal Van Heutsz, de Leeuw van Atjeh. Was Galesloot, die zich zijn leven lang om niets anders bekommerd had dan om zijn rozen en vruchtbomen en om de verbreiding van zijn beredeneerde snoeiwijze 1), op zijn oudedag opeens statusbe-wust geworden en had hij zich met zijn geld en door een huwelijk op stand toegang willen verschaffen tot de hogere kringen en het mondaine leven?
Was Iohanna voor hem wat Yolanthe Kabau van Kasbergen betekent voor een jongen als Wesley Sneijder? Het is mogelijk, maar in de beschikbare documenten is niets van persoonlijke aard over haar of haar leven te vinden. Ik betreed daarom nu, wat Iohanna betreft, het rijk der speculatie en zal daarvoor vriendelijk worden terechtgewezen door mevr. Weilers-Haagen. Zie 'Berichten van lezers'.

Enig aanknopingspunt met haar mogelijke achtergrond zijn advertenties in Het Nieuws van den Dag, o.a. van 7 januari 1895 6), waarin makelaar L.J. Neumeijer panden ter veiling aanbiedt, en een vermelding van deze zelfde Neumeijer in een nota (1998) van de gemeente Amsterdam 7), waarin hij wordt genoemd als een van de indieners (in 1912) van een plan om op het grondgebied van de gemeente Sloten (in 1921 door Amsterdam geannexeerd) ten westen van de Admiralengracht een wijk van 6000 woningen te bouwen voor 'huishoudens die zich wat meer konden veroorloven.'
Ook duikt zijn naam op als een van de auteurs van een brochure 8) in verband met een concessie-aanvraag in 1897 voor de aanleg van een elektrische tramverbinding tussen Amsterdam en Zandvoort met een aftakking bij Halfweg naar IJmuiden.

Omdat het geen erg courante naam is, lijkt het aannemelijk te veronderstellen, dat Iohanna Neumeijer uit een familie van makelaars/projectontwikkelaars kwam, die gezien aard en omvang van de ingediende plannen over ruime middelen beschikte. Het zou verklaren, waarom Iohanna relaties had in de bruisende wereld van bouwers en architecten van rond de vorige eeuwwisseling; waarom zij op haar 32e - mogelijk na een eerder huwelijk - een oudere man met geld trouwde en waarom ze niet rustte voordat hij haar een bij haar persoonlijke status passende woning had gegeven in een aanzienlijke buurt.
Dan wordt ook duidelijk, hoe de wereldtentoonstelling van 1895, het prestigepro-ject van Evert Breman, voor Galesloot de toegang opende tot de wereld van het grote geld, het milieu van makelaars, architecten en opdrachtgevers, en het lijkt de perfecte gelegenheid voor hem om in contact te komen met een jongedame uit dat milieu, die gezien haar leeftijd niet al teveel pretenties meer mocht hebben, maar niettemin op zoek was naar een aantrekkelijke partij.9)

Toch lijken er spanningen te hebben geheerst in het kleine huishouden in het grote huis aan de Van Eeghenstraat 75. Dat mag blijken uit het feit dat Maria Gerarda in 1902 verhuisde naar Hoogeweg 2 in Watergraafsmeer, voor die tijd - afgezien van de paardetram over de Ceintuurbaan - niet bepaald om de hoek, maar wel bijna naast het kantoor van Bouwmaatschappij Pomona op nr. 8, waarvan ene De Waal directeur was en ene Van der Eijk commissaris.
Was het haar eigen wens geweest het huis van haar vader te verlaten, of had haar stiefmoeder er een hand in gehad en via haar relaties een woning ver uit de buurt gearrangeerd om zo van een kritische huisgenoot af te komen? Gebruikelijk was het toen niet dat een vrouw van 21 alleen ging wonen. Dat Galesloot daarin toe-stemde, zou kunnen betekenen dat ook hij de voortdurende wrijvingen tussen zijn vrouw en zijn dochter zat was en Maria Gerarda desnoods liever zag vertrekken, dan dat hij om harentwil elke keer zijn stem tegen Iohanna moest verheffen. Die was gewend haar zin te krijgen en waarschijnlijk wond zij de oude Galesloot om haar pink en vond hij dat niet eens zo erg.

Als Iohanna inderdaad zo'n vrouw was als ons voor ogen staat, een vrouw die in een huis als Van Eeghenstraat 75 op haar plaats is, een vrouw met een druk sociaal leven10), een die zich graag in de uitgaanswereld beweegt, dan kan Galesloot een paar jaar lang de tijd van zijn leven gehad hebben. Maar het kostte hem wel scheppen geld en in 1905 wil hij de kwekerij in Santpoort aan zijn compagnons verkopen.
Helaas beschikten die niet over voldoende middelen, want eind 1906 daagt Galesloot hen voor het gerecht om op die manier tot ontbinding van de vennootschap te komen. Hij woont dan nog in de Van Eeghenstraat, maar teert in op zijn vermogen.

Dit lijkt niet meer de Galesloot van weleer, de man die zulke aardige presentaties gaf en enthousiast kon vertellen over zijn rozen en bijzondere vruchten als hij mensen rondleidde over zijn kwekerij. Van hem verwacht je niet dat hij zijn com-pagnons, met wie hij jaren heeft samengewerkt en die zijn levenswerk voortzetten, een proces aandoet. Maar mogelijk zag hij zich daartoe door geldgebrek genood-zaakt en wilde of kon hij Iohanna niet bewegen haar flamboyante levensstijl op te geven.

Een paar jaar later, in 1910, kan Galesloot zich de kosten van het herenhuis in de Van Eeghenstraat echter niet langer veroorloven. Het paar verhuist in mei van dat jaar naar een dubbel benedenhuis in de Johannes Verhulststraat 164hs, nog altijd ruim, maar niet meer op stand. Van een verwijdering tussen hem en Iohanna zal toen al geruime tijd sprake geweest kunnen zijn.

Want met de zaken gaat het niet beter en in 1913 volgt de ontknoping. Op 5 november wordt de eens zo succesvolle Galesloot failliet verklaard. Een paar maanden later neemt hij alleen zijn intrek bij ene Wolff op de Oude Waal 6, een logement of pension.
Iohanna laat zich niet meesleuren in zijn ondergang. Had zij - misschien al jaren - een verhouding met een bekende uit haar eigen milieu? Want op 22 april 1914 scheidt zij van Galesloot en betrekt drie weken later, op 15 mei, een statig pand aan de Prinsengracht 1101, bij de Amstel, het toenmalig adres van haar oude vriend, de architect Evert Breman.

Toevoeging, 22 juli 2011
Het mag duidelijk zijn, dat het beeld dat ik hierboven oproep van Iohanna Frederika Neumeijer, de tweede vrouw van Jac. Galesloot, van louter speculatieve aard is. Uit het commentaar van mevrouw Weilers - zie: Berichten van lezers - blijkt, dat speculatie tot spannende resultaten kan leiden, maar dat die weinig met de werkelijkheid te maken hebben. Waar ik moest gissen, beschikte zij over feiten. Na de scheiding van een oude en berooide Galesloot in 1914 trok Iohanna in bij haar oudere zuster, de vrouw van Evert Breman 11). Geen jarenlange, stille verhouding dus, maar een stap uit nood geboren.

Maar hoe liep het nu af met Jac. P. R. Galesloot?
Ik weet het niet, maar achteraf gezien denk ik, dat ik het slot van zijn verhaal in het boekje toch iets te dramatisch heb gemaakt. Onkruid vergaat niet! Goed, hij was inmiddels 73 en failliet, zijn vrouw had hem verlaten en hij had blijkbaar geen eigen huis meer. De timing had niet ongelukkiger gekund: eind juli van dat jaar brak de Eerste Wereldoorlog uit en nam de Nederlandse economie een duik.
Volgens de laatste aantekening op zijn Amsterdamse persoonskaart verkast hij naar Velsen, 'Huize Laanzicht', maar niet om daar in stilte weg te kwijnen. In het telefoonboek van 1915 vonden we hem terug bij een kwekerij in Santpoort: Borgman & Rodenburg, fa. Jac.P.R.Galesloot & Co., Vruchtboomenkweekers, Hagelingerweg. In 1917 publiceert hij een boekje over leibomen 1) en ik ben in een 'Kampioen' van de ANWB uit 1921 ooit een advertentie van hem tegengekomen, waarin hij nog altijd zijn catalogi aan de man probeert te brengen. Hij is dan 80 en zakelijk nog steeds actief, noodgedwongen waarschijnlijk.
Zou dan niemand van zijn vroegere vrienden en zakenrelaties zich meer om hem bekommerd hebben?

Galesloots faillissement liep tot 1923. Uit een publicatie in de Staatscourant van 26 februari 1923 12) wikkelde de curator, mr. A. Zeldenrust, het pas na ruim negen jaar af tegelijk met een handvol andere gevallen. Mogelijk sloot hij zijn praktijk en viel er toch niets meer te halen.

Toevoegingen, 8 en 18 februari 2018
Dankzij een tip van historica Hansje Galesloot, die aankondigde een artikel over 'deze verre voorvader' te gaan schrijven in 'Ons Amsterdam', vond ik uiteindelijk in "wiewaswie.nl" Jac. P. R.'s overlijdensakte (Haarlem) en een excerpt daarvan (Velsen). Galesloot stierf in Velsen op † 22 december 1918, in het huis aan de Maarten van Heemskerkstraat Nº 2, een adres dat nu niet meer bestaat.
Een doodsoorzaak wordt niet vermeld, maar het kan de Spaanse Griep geweest zijn. Die woedde eind 1918 op z'n hevigst, zij het echter vooral onder jongeren.

Aangifte van het overlijden werd de dag erop in Haarlem gedaan – vandaar twee aktes – door P.H. de Bruijn (67) en C. Baltus (72), beiden zonder beroep. Dat rechtvaardigt de veronderstelling, dat in het sterfhuis een logement was voor oude mannen met bescheiden middelen van bestaan. Het betrof wellicht 'Huize Laan-zicht', waar Galesloot volgens zijn persoonskaart in februari 1916 uit Amsterdam naartoe verhuisd was.

Die advertentie in "De Kampioen" van 1921 kan dus niet meer door Galesloot geplaatst zijn en dat zijn faillissement van november 1913 pas in februari 1923 eindigde, ruim 4 jaar na zijn dood, valt te begrijpen in de nasleep van de Eerste Wereldoorlog en de epidemie: heel Europa, incl. het 'neutrale' Nederland, was volslagen ontredderd.


Voetnoten
1. – De 'beredeneerde snoeiwijze' of 'taille raisonnée' wordt beschreven in Wybe Kuitert: Geschiedenis van het Leifruit in de Lage Landen, §9. In §13 van dit essay is de volgende passage over Galesloot te vinden:
"Tuinbouwtentoonstellingen trokken steeds meer 'gewoon' publiek en stimuleerden een oprechte belangstelling voor bloemen, groente en fruit, waarvan topexemplaren werden getoond. In de jaren tachtig van de negentiende eeuw waren ze al lang niet meer interessant voor het beroepsmatig geïnteresseerde publiek; de tentoonstellingen waren echte volksfestijnen met uitvoeringen en concerten geworden. Ter verheffing van het volk organiseerde men zogenaamde Floralia's; kosteloos uitgedeelde zaden, tot kamerplant opgekweekt bij de arbeiders thuis, werden op de Floralia door een jury beoordeeld en bekroond met prijzen.
Voor dergelijke bloemententoonstellingen was het voorjaar de meest aangewezen tijd. Voor een herfsttentoonstelling konden ook vruchten als inzending gehonoreerd worden en kon een amateur, kweker of tuinbaas zijn vormbomen met kluit en al rooien en aan het grote publiek laten zien. De tentoonstellingen brachten de kwekers met hun vormbomen direct onder de aandacht van het publiek.
De Amsterdamse kweker Jac. P.R. Galesloot was met zijn inzendingen opvallend aanwezig; vaak was hij bij het organiseren van de manifestaties betrokken. Bovendien hield hij voordrachten over de amateurfruitteelt voor de Maatschappij voor Tuinbouw en Plantkunde.
Galesloot was fruitboomkweker en expert in Franse en Belgische fruitrassen en boomvormen. Hij had veel ervaring opgedaan bij zijn reizen en studies in Frankrijk en België. In tegenstelling tot ieders verwachting bleek een groot aantal 'zuidelijke' peren die door hem waren aangeplant het prima te doen. Wars van geheimzinnigheid besloot hij zijn ervaringen te delen met experts en amateurs. Dinsdag 16 maart 1875 was de eerste dag waarop hij - zo had hij het aangekondigd - 'ten aanschouwe van belangstellenden' verschillende snoeiwijzen op verschillende bomen zou demonstreren. Het werd naar Belgisch voorbeeld een openbare les, vrij toegankelijk. Die dag was zo'n succes dat ook in latere jaren zijn Vruchtboomkweekerij 'Pomona' bij de voorjaars- en najaarssnoei steeds geopend was en druk bezocht werd.
Galesloot richtte zich in voorlichting en verkoop vooral op de particulier. Bij zijn enthousiaste verkondiging van het gebruik van vormbomen tegen de muur gebruikte hij dezelfde argumenten en methodes als Burvenich. Galesloots boekje 'De voordeelen van het aanplanten van vruchtboomen tegen muren en gevels van woningen, stallen, schuren en andere gebouwen' (1917) lijkt erg op dat van Burvenich. Het boekje geeft een paar schematische voorbeelden van leibomen tegen de gevel, maar is geen snoeihandleiding. De litho's in Galesloots kwekerijcatalogus waren mooier."

2. – Uit: De Nieuwe Amsterdamsche Courant / Algemeen Handelsblad van 17 maart 1875.
[Zoek op: (Ctrl+f) Galesloot]
"De heer Galesloot heeft heden aan eenige belangstellenden en leden van de afd. Amsterdam der Koninklijke Maatschappij van Tuinbouw en Plantkunde, op zijne terreinen, buiten de Weteringpoort, een aangenamen dag bezorgd. Hij gaf een practische voordracht over het snoeien, die algemeen werd gewaardeerd."
Het direct daaronder volgende artikel illustreert, hoe reikhalzend het toenmalige stadsvolk na een lange, koude winter naar de lente uitkeek en er desnoods een reis naar Haarlem voor overhad om de eerste bloemen van het nieuwe jaar te aanschouwen.

3. – Zijn eerste vrouw was ruim tweeënhalf jaar daarvoor op 53-jarige leeftijd overleden. Uit de dankbetuiging blijkt dat zij geen eigen kinderen hadden, maar dat Maria Gerarda Galesloot hun pleegdochter was.

4. – Uit: De Nieuwe Amsterdamsche Courant / Alg. Handelsblad van 27 januari 1895, Derde Blad.
[Zoek op: (Ctrl+f) Galesloot]

5. – Het Mennonieten Eijland wordt uitvoerig beschreven en gedocumenteerd in het boek van mevr. Henriëtte Weilers-Haagen, 'Mennonieten Eijland & Museumplein, twee eeuwen wonen en werken tussen polderslootjes', 2e druk, 2011.
Het was een gebied buiten de stadswallen, 'buiten de Weteringbarrière', ten westen van de Boeren-wetering – nu Hobbemakade, waar zich sinds de 17e eeuw tussen tuinderijen – de stad moest ook eten, tenslotte – de 'zware industrie' gevestigd had, d.w.z. diverse soorten molens en andere activiteiten die uit de stad werden geweerd, omdat ze teveel overlast veroorzaakten, vooral stank.
Een ander interessant essay over dit gebied is 'De Boerenwetering door de eeuwen heen' van Theo Bakker.

6. – Uit: Het Nieuws van den Dag van 7 januari 1895, 5de Blad. Bladzijde 20.
[Zoek op: (Ctrl+f) Neumeijer]

7. – Uit: Intens wonen, Veranderlijkheid van Amsterdamse woningen, Gem. Amsterdam, 1998, pag.94. [Zoek op: (Ctrl+f) Neumeijer]

8. – Uit: Amsterdam zeebadplaats: Brochure uitgegeven i.v.m. de concessie-aanvrage (1897), Archiefdienst voor Kennemerland. Geac. De link naar dit artikel is niet meer actief.

9. – Deze veronderstellingen komen in een wat ander daglicht te staan door het commentaar van mevrouw Weilers. Zij geeft aan dat Galesloot al in 1894 in het bestuur zat van de Wereldtentoon-stelling en dus ook zelf al over voldoende connecties beschikte om toegang te hebben tot de 'wereld van het grote geld'. Iohanna's vader was volgens mevrouw Weilers niet meer dan een 'kleine huisjesmelker'.
Daar kunnen wij niets tegen inbrengen, maar wat makelaar Neumeijer betreft, mogen we dan wel stellen dat het hem blijkbaar niet ontbrak aan ambitie.
In het Telefoonboek van 1915 komt de naam Neumeijer slechts één keer voor: Neumeijer, Jr., L.J., M.H. Trompstraat 16, Sloten – na de annexatie in 1921 werd dat Amsterdam. Als we aannemen dat de straatnamen sindsdien niet gewijzigd zijn, is dat een adres in de 'zeeheldenbuurt', tegenwoordig niet echt een toplocatie, maar in 1915 best een nette buurt 'voor huishoudens die zich wat meer konden veroorloven'.

10. – In een krant uit 1906 vonden we, dat Galesloot begin oktober van dat jaar een aansluiting kreeg op het Gemeentelijk Telephoonnet, nr. 7518. Wie op stand woonde in de Van Eeghenstraat kon natuurlijk niet meer zonder.

11. – Evert Breman had een jongere broer, Co Breman (1865–1938), die naam maakte als kunstschilder. Nadat hij zich in 1897 met een aantal kunstbroeders in Blaricum had gevestigd, maakte hij ook furore als 'feestvierder' – hier een afbeelding van hem uit die tijd.
Het is niet uit te sluiten dat de zusjes Neumeijer wel eens een bezoek brachten aan de artistieke enclave in Blaricum om te delen in de feestvreugde. 'La Belle Époque' was een uitbundige tijd. Er werd hard gewerkt, maar men vergat zeker niet ook te 'leven'.

12. – Uit: de Staatscourant van 26 febr. 1923: beëindiging faillissement Galesloot – 3e van onder.