Van Breestraat 40 |
Logeren in de Van Bree
Inleiding
Op de foto hiernaast staat een man voor de deur van Van Breestraat 40. Uit het raam op de eerste verdieping hangen twee kinderen. De voorste lijkt iets naar de man beneden te roepen, maar die heeft alleen aandacht voor de deur.
De foto is al oud en wanneer ie gemaakt is, is onbekend – zie voetnoot. Ik probeer al jaren te achterhalen, wie die man geweest kan zijn.
Heeft hij aangebeld en zijn de kinderen naar het raam gerend om te zien wie er voor de deur staat? Dan was hij vast wel een bekende, maar niet de heer des huizes, tenzij die bij thuiskomst merkte dat hij zijn sleutel had vergeten. Hij kan ook de huisbaas zijn geweest, die langs-kwam om de huur op te halen. Alles cash betalen, ook de huur, was tot eind jaren ‘60 gebruikelijk. Pas toen raakte de giro in zwang.
Aanvankelijk leek het eenvoudig. In het Amsterdamsch Adresboek van 1939 / 40 vond ik de naam van de toenmalige bewoner, J.J. Sedelaar, en ik veronder-stelde, dat de man op de foto dus best meneer Sedelaar geweest kon zijn, al wist ik verder niets van hem.
In 2012 ontving ik een mail van dhr. Ernő Wurmbauer – zie ‘Reacties’, die liet weten dat het helemaal klopte. Zijn vader was op nr. 40 opgegroeid als pleegzoon van de fam. Sedelaar. Een schot in de roos dus? Nee, niet wat de man en de kinderen op de foto betreft. Deze foto, een uitvergroot detail van een grote foto die in het boekje staat afgebeeld, dateert waarschijnlijk van vóór 1932, het jaar waarin de fam. Sedelaar het huis op nr. 40 betrok. Afgezien van hun pleegzoon, waren hun eigen nog inwonende kinderen toen al volwassen.
In augustus 2016 kwam ik in contact met de fam. Sedelaar zelf, kleinkinderen van J.J. Sedelaar. Al hadden zij er niet zelf gewoond, het huis konden zij zich nog heel goed herinneren, want zij hadden er als kind vaak gelogeerd. Hun herinneringen bestrijken een periode van 1944 tot halverwege de jaren ‘50, maar kunnen worden aangevuld met de aantekeningen die hun opa heeft nagelaten. Hij was ooit stuurman geweest en hield ook daarna een soort logboek bij van wat er om hem heen gebeurde.
Zijn notities kwamen via zijn jongste zoon Max in bezit van zijn kleinzoon John Sedelaar, die met alle genoegen bereid was van de geschiedenis van zijn familie een boeiend verhaal te maken. Zo wordt de sluier over het leven vroeger in ‘de kleine van Bree’ weer een stukje opgelicht. Ik laat John hier verder zelf aan het woord.
De familie Sedelaar
Ik ben even in de familiegegevens gedo-ken om u het één en ander te vertellen over mijn familie als bewoners van Van Breestraat 40 en mijn herinneringen aan het pand.
Mijn grootvader, Joseph Johannes Sedelaar, werd geboren in Amsterdam op 23 mei 1871 [De krant van die dag]. Hij werd machinist en later stuurman van beroep. Op 30 december 1896 trouwde hij met Cornelia van der Poel, geboren 16 augustus 1873 te ´s-Gravenzande. Na 10 maanden gevaren te hebben voor de Holland Amerika Lijn (als Amsterdammer voor een Rotterdamse maatschappij !) nam hij ontslag en werd werkmeester bij de Amsterdamse Droogdok Maatschappij.
Na de geboortes van hun eerste vier dochters betrokken zij een woning in de De Clerqstraat, nr. 18 [Street View], waar in 1906 en 1908 hun twee zoons werden geboren en nog een dochter die na een half jaar overleed.
Op 3 mei 1932 kocht hij het huis Van Breestraat 40 [Street View] voor
fl. 12.200,- van de heer Leonard, met een hypotheek van fl. 8.000,- van de heer C.A. Metselaar uit Den Haag, looptijd 5 jaar, rente 5½%.
In de Van Breestraat heeft slechts een deel van het gezin gewoond, van 1932 tot 1960.
De tweede dochter, Fien, werd in 1930 non in een orde, waarbij zij nooit meer in het ouderlijk huis mocht komen. Zij heeft Van Breestraat 40 alleen door het raam kunnen bekijken met aan haar zij een chaperonne uit het klooster!
De oudste zoon, Jo, werd priester, gewijd op 10 maart 1933. Hij is tijdens zijn opleiding intern geweest en heeft dus ook nooit op dit adres gewoond.
Het gezin bestond tijdens het bewonen van het pand aanvankelijk uit zeven personen:
- vader Jo en moeder Cor;
- oudste dochter Cor, die hoofdcommies was bij de Rijksverzekeringsbank, op de hoek van de Apollolaan en de Stadionweg;
- derde dochter Nel, die de huishouding verzorgde;
- vierde dochter Floor, apothekersassistente;
- mijn vader Max, die nog niet getrouwd was, en
- een Hongaarse pleegzoon, Piet Wurmbauer, die vanaf 1926 bij het gezin werd opgevangen.
In januari 1935 werd mijn Opa, inmiddels 63, mede om gezondheidsredenen, “op ondersteuning geplaatst” en op 7 juli 1949 overleed hij. Mijn Oma overleed op
8 maart 1955. Kort daarna verliet Floor het huis. Piet was al eerder getrouwd.
Cor en Nel zijn in het huis blijven wonen. Het onderhoud werd bezwaarlijk; o.a. werd wegens slechte staat de daklijst vervangen door de minder fraaie betonnen rand.
Op 29 januari 1960 werd het huis verkocht aan de zoon van Frederik van Eeden – genoemd in het boekje, hst. 4, pgs. 21–22, ‘Het Bureau’ – en mijn tantes betrokken een huis aan de Glipperdreef in Heemstede, een grote wens van Cor – wonen in Heemstede.
Het gezin van Max Sedelaar (Amsterdam, 7-2-1908 – Noordwijk, 25-1-1987) *)
Mijn vader was overigens het enige kind uit het gezin dat getrouwd is. De familie Sedelaar is dus erg klein, iets meer dan het gezin van Max.
Hij trouwde op 12 augustus 1937 in Noordwijk met Johanna Cornelia Maria Mathot, mijn moeder. Zij kregen zes kinderen, drie dochters en drie zoons, van wie ik (1945) de oudste zoon ben. Ik en mijn broer Tom (1947) gingen naar de HBS in Leiden. Tom is na de 3e klas naar de HTS gegaan om weg- en waterbouw te studeren, ik heb de HBS-B afgemaakt, heb medicijnen gestudeerd in Leiden en ben 31 jaar huisarts geweest in Lisse.
Ons gezin woonde sinds 1946 in Noordwijk, waar mijn vader een makelaarskantoor begon. Hij was er ook een aantal jaren wethouder. Na zijn overlijden heeft mijn jongste broer Max het bedrijf voortgezet.
*) Een foto uit 1946 van Max Sedelaar en zijn oudste dochter bij de auto voor de deur van nr. 40
is te vinden op blz. 34 van het in maart 2017 verschenen boek, "De Van Breestraat in Amsterdam
1900–2000" van Rudolf Dekker bij Uitg. Panchaud.
Herinneringen aan het huis
Corinne
Mijn grootouders hebben inderdaad op Van Breestraat 40 in Amsterdam gewoond. Ik heb er vaak gelogeerd en weet nog precies hoe het huis er van binnen uitzag. Ook dat de buren op nr. 38 een aapje hadden dat altijd in de vensterbank zat.
Als kind vond ik het een heel groot huis met een héél lange gang.....en als het regende stond de kelder onder water. Ik kan het nog ruiken....
Om in de tuin te komen waren er vanaf de serre en de keuken houten treden. Er lag grind en in het midden was er een perkje met lage buxusstruikjes. Er waren ook blauwe hortensia's.
Van de zitkamer weet ik het niet meer, maar in de eetkamer was er bruin leerachtig behang met een reliëf. Mogelijk was dat ook in de voorkamer.
De ontbijttafel werd 's avonds gedekt en het bestek ging onder een omgekeerde broodschaal voor het geval de bliksem zou inslaan!!
Op 1 april ging de haard uit om op 1 oktober weer aangestoken te worden. Als het nog koud was: jammer! Regels zijn regels. Oma was heel streng.
Telefoon kwam er pas in het begin van de jaren '50. Hij stond op een tafeltje in de gang naast de deur naar de eetkamer.
John
Toen mijn Opa het huis kocht was de ingang van de kelder via een luik in de keuken. Dit was natuurlijk erg onhandig en er werd verzonnen, dat op de plaats van het toilet onder de trap een keldertrap kon worden gemaakt. Hiermee verviel het toilet beneden en was het enige toilet bovenaan de trap. Niet bepaald handig toen ze ouder werden.
In het dak van de serre was een herstelde beschadiging, die veroorzaakt was door een granaatscherf in de oorlog. Voor ons een spannend verhaal.
De scheidingswand tussen de lange gang en de kamers was tengel, kippengaas met behang. Zou dat nog zo zijn?
De eerste verdieping was eigenlijk één grote ruimte, waar twee kamers waren gemaakt, gescheiden door een kastenwand ter hoogte van de trap naar de zolder.
Op de voorkamer op de eerste etage, de slaapkamer van mijn grootouders, was een bidet, waarin wij als kleine kinderen werden gewassen. Ook heel spannend.
Op de zolderetage waren ook twee kamers, gescheiden door een overloop. De voorkamer was voor de oudste dochter, Cor, en de achterkamer was de kamer van mijn vader geweest, die hij gedeeld had met Piet.
De kelder had nogal eens waterschade, wat werd opgelost door er een drijvende bak in te maken – een voor de hand liggend idee voor een man die bij de Amster-damsche Droogdok Mij. werkte.
Kolen voor de haard werden gestort door een raampje aan de straat, uitkomend in de kelder.
Wat de telefoon betreft, ik herinner me dat op een gegeven moment – nog voordat Oma overleed – het wonder van de telefoon zijn intrede deed op Van Breestraat 40. Ik herinner me dat telefoongesprek nog, waarin via deze lijn voor het eerst met Noordwijk werd gebeld, waarschijnlijk omdat het voor Oma een unieke ervaring was.
Herinneringen aan het logeren
John
Onze tantes deden geweldig hun best om ons te vermaken als we in de Van Bree-straat logeerden. We gingen naar Artis en het was een feest om op het asfalt te rolschaatsen. Dat kon toen nog, er was nauwelijks verkeer.
Spelletjes werden er gedaan en ik herinner me nog een keer dat tante Cor speciaal tussen de middag naar huis kwam om in de tuin, die vol stond met hortensia’s, “koffie te drinken”. Je werd altijd volgestopt, want als je niets meer wilde, dacht ze dat je het eten niet lustte. Tante Nel moest je altijd een paar keer vertellen hoe lekker je het vond.
Ik herinner me nog een logeerpartij, waarbij ik met beide tantes naar een nieuwe brug aan de oostkant van Amsterdam ging kijken. De brug was nieuw en nog niet open voor verkeer. Tante Cor vond dat het voor mij erg interessant moest zijn om de brug te zien en om er op te wandelen. Het was echter een verkeersbrug zonder trottoir en dus liepen de oude dames met mij op een betonnen rand langs de rijweg, waar we bijna afvielen door de schuinte. Ik was blij toen ze besloten maar niet verder te gaan, maar wat ze dus bedachten voor een jochie van ca. 10 jaar oud was hartverwarmend.
Ik werd door tante Nel een keer naar de kruidenier gestuurd, op de hoek van de Obrechtstraat – de Vana, om zout of suiker te halen en kwam met het verkeerde thuis. Grote teleurstelling – was ik toen al vergeetachtig?
Ik heb nog één herinnering aan mijn opa, zittend op een stoel in de eetkamer. Ik was 4 jaar toen hij overleed, maar het plaatje is toch gebleven. Hij is nog vlak voor zijn overlijden in Noordwijk gelogeerd geweest en ik weet nog dat ik 's morgens bij hem mocht komen en dan kreeg ik een “smous”.
Oma was behoorlijk streng. Haar heb ik natuurlijk langer gekend; ik was 11 jaar toen zij overleed.
Corinne
Met tante Nel die het huishouden deed ging ik naar Pasteuning op de Willemspark-weg en soms ergens naar de markt. Tante Cor was van het wandelen. Ze nam me dan mee naar Abcoude of zo met de trein en dan terug lopen. Ik vond dat geen goed idee.
Ik mocht ook wel eens met oma en de tantes naar het strand in Zandvoort. Het enige dat uit mocht waren de sokjes en schoenen en zij hielden die natuurlijk aan. Voor een kind dat in Noordwijk dicht bij het strand opgroeide en in haar badpakje naar het strand ging was dit een ware beproeving.
Piet, de Hongaarse pleegzoon
Piet heette eigenlijk Istvan. Het Hongaars heeft daar een koosnaam voor, ‘Pista’. Toen hij in 1926 als kleuter van drie jaar naar Nederland kwam, vond men het beter om daar ‘Piet’ van te maken. In het Nederlands klonk het als ‘een vies woord’.
In Hongarije heerste, zacht uitgedrukt, in de jaren na WO I een politieke en economische crisis. ‘Totale ontreddering’ dekt de lading beter. De Donau-Monarchie werd bij het Verdrag van Trianon (1920) totaal versnipperd en van het eens uitgestrekte koninkrijk Hongarije bleef maar een fractie over. De economie stortte in, velen raakten zonder werk en er heerste grote hongersnood.
Nadat hun moeder op jonge leeftijd was gestorven, 36 jaar oud, werden Piet en zijn zus Erszebet, via bemiddeling van de Kerk (Parochie ‘De Liefde’) naar Nederland gehaald om aan te sterken. Piet werd ondergebracht bij de familie Sedelaar, die toen nog in de De Clerqstraat woonde, zijn zus bij een andere familie. Het was bedoeld als een tijdelijke opvang en na enige tijd moest hij weer terug naar Hongarije, maar eenmaal daar aangekomen wilde hij maar één ding: terug naar Amsterdam. Hij was nauwelijks vier, had geen moeder meer, sprak inmiddels beter Nederlands dan Hongaars en er was nog steeds hongersnood. Uiteindelijk mocht hij weer terug naar zijn nieuwe ‘familie’ en hij heeft Amsterdam nooit meer verlaten. Johns oudste tante, Cor, heeft hem onder haar hoede genomen en opgevoed als een eigen kind van haar.
Piet noemde zich later zelf weer Istvan, Pista voor intimi, maar voor de familie bleef hij Piet. Hij trouwde met Riet van Amstel, die ook in de Van Breestraat woonde, op nr. 89. Zij kregen vier kinderen, een dochter Irma en drie zoons, Andor, die jong is gestorven, Ernő en Peter.
Het Van-Bree-gevoel
John
Voor mij en mijn oudste zus Corinne heeft het huis nog steeds een nostalgische aantrekkingskracht. Ik vind de Van Bree een leuke straat met een heel eigen karakter. Zo af en toe lopen we er nog wel eens langs als we in Amsterdam zijn.
Mijn eigen zoon woont in Nijmegen, in een huis uit dezelfde tijd als Van Breestraat 40, wat er ook precies zo uitziet. Als ik er ben, voel ik me altijd weer in de Van Breestraat.
... en wat die foto betreft,
Corinne
De foto komt mij niet bekend voor en ik heb geen idee wie de kinderen zouden kunnen zijn. Er is wel een foto waarop mijn grootvader, met bolhoed, duidelijk te zien is voor de deur van het huis, maar die is niet in mijn bezit.
John
Ik kan er niet duidelijk mijn opa in herkennen, maar hij zou het best kunnen zijn. De twee meisjes die uit het raam kijken, lijken mij wat jong voor mijn tantes, die op een leeftijd van 30 en 34 naar dit adres verhuisden en mijn Opa was toen 61. Maar ook dit is mogelijk.
Voetnoot, 6 dec 2016.
Inmiddels weten we wél wanneer de foto aan het begin van dit artikel gemaakt is. Hij bleek nl. afkomstig van Elly Fransen van nr. 32 en zij gaf aan, dat hij van 1925 dateert. Helaas helpt die wetenschap ons niet de identiteit van de man voor de deur van nr. 40 vast te stellen, maar meneer Sedelaar kan het dus bij nader inzien niet geweest zijn.
Maar in 2017 vond ik eindelijk meer informatie over wie er tussen 1925 en 1932 op Nº 40 woonden – zie 'Oud Nieuws', jaarlijst 1930.