|
|||
De verhalen van deze bundel spelen zich af in de jaren 1997 tot en met 2003, in een klein Mexicaans Indianendorp. Het is de geschiedenis van een optimistisch plan en de spontane samenwerking van twee niet erg zakelijke vrouwen. De kans op mislukken leek vele malen groter dan de kans van slagen. Toch is ons poppenatelier voor Indianenvrouwen verrassend goed van de grond gekomen. Het leidt inmiddels een zelfstandig leven. Ik heb me vaak afgevraagd, waar dit succes aan te danken is geweest. Ons doel was bescheiden: een eenvoudige werkplaats opzetten voor een kleine groep dorpsvrouwen. Wij zijn gestart zonder vastomlijnd plan. Kwam het door ons open optimisme (sommige vrienden noemden het naïviteit), dat wij onbevangen konden reageren op alles wat op onze weg kwam? Lukte de samenwerking 'op voet van gelijkheid' met de Indianenvrouwen, omdat zij laconieker en wijzer waren dan wij? Het eerste jaar ploeterden wij vrijwel zonder geld onder ongemakkelijke omstandigheden: een dak met gaten, te weinig tafels en geen stoelen. Er werd niet gemopperd, integendeel, de vrouwen waren erg blij met het werk en vonden het heel normaal dat ze moesten improviseren. Zij doen dat van jongs af aan, onversaagd en met een weldadig gevoel voor humor.
Ons atelier begon al een beetje naam te maken, toen er een projectadviseur op bezoek kwam van de Stichting Wilde Ganzen. Via hem kregen we een aanmoedigingssubsidie. De vrouwen vonden het eigenlijk overdreven: 'het loopt toch prima zo,' maar uiteindelijk was iedereen blij dat wij nieuwe spullen konden aanschaffen en dat het huisje kon worden opgeknapt. |
Inhoudsopgave | Beginpagina |