In de eerste helft van de 18e eeuw weken veel katholieke Schotten uit naar het vasteland om te ontkomen aan vervolging door de protestantse, Engelse monarchie. Een van hen was een zekere
Robert Nimmo, geboren op 4 juli 1714 in Carriden, West-Lothian – zie deze STAMBOOM.
Hij kwam in Rotterdam terecht en werd opgenomen in de Schotse gemeenschap aldaar.
In de vijfde generatie (V–A) na deze Robert vinden we Wijnand Nimmo, als zesde kind uit een gezin van acht, geboren op 21 maart 1857 in Rotterdam als een van een tweeling. Hij was commissionair – iemand die handel drijft op provisiebasis – en woonde in Kralingen.
Wijnand Nimmo trouwde op 20 mei 1886 in Rotterdam met Hendrika Warnaar, 19 jaar, geboren in Rotterdam op 3 oktober 1866. Zij kregen vier kinderen, de eerste drie in Rotterdam geboren, d (1888), z (1890) en d (1894), het vierde, z (1899), in Den Haag.
Tussen het derde en vierde kind moet Nimmo failliet zijn verklaard. Het faillissement eindigde op 29 april 1898 en waarschijnlijk is de familie rond die tijd naar Den Haag verhuisd, waar hun tweede zoon geboren werd.
Vervolgens vertrokken zij naar Amsterdam, Van Breestraat 26, waar Nimmo zijn activitei-ten voortzette. In maart 1900 probeerde hij via advertenties gegadigden te werven om producten van een Rotterdamse fabriek, Nimmo's Beschuitgelei (Honigzoet) en Crème, aan de man te brengen. Volgens de stamboom is zijn tweelingbroer, George, banketbakker.
Daarnaast is Wijnand in 1900 ook procuratiehouder bij een wijnimporteur met een lange, sjieke naam, waarvan het hoofdkantoor en het depôt op zijn adres gevestigd zijn. Voor de wijnverkoop aan particulieren vraagt hij 'personen uit den beschaafden stand'.
Het loopt allemaal op niets uit. Op 16 oktober 1900 gaat hij weer failliet, kort nadat zijn vader, Pieter Nimmo (*1819, chirurgijn), in Rotterdam is overleden († 4 oktober 1900).
Rotterdamsch nieuwsblad, 30 oktober 1900, oproep notaris
Wanneer hij Van Breestraat 26 vaarwel heeft moeten zeggen is niet duidelijk. Uiteindelijk moet hij naar Den Haag verhuisd zijn, want daar overlijdt hij op 18 februari 1910, 52 jaar.
Haagsche Courant, 19 februari 1910
Kinderen
Zijn oudste dochter, Martha Maria Nimmo (R'dam, 1888), die in 1907 in Amsterdam was geslaagd voor het eindexamen 5-jarige HBS,
Het Nieuws van den dag, 29 juli 1907
ging op 24 april 1910 in Den Haag in ondertrouw met ene Willem Neeleman,
Haagsche Courant, 25 april 1910
en trouwde volgens de stamboom op 4 mei 1910 in Den Haag. Enkele weken later liet zij zich overschrijven naar Delft, Nieuwe Schoolstraat 58 (StreetView), waar Neeleman blijkbaar al woonde, want hij wordt niet als nieuwe inwoner van Delft aangemerkt.
Delftsche Courant, 28 mei 1910
Er woonden nog veel meer Neelemannen in Delft in die tijd en enkelen van hen waren duivenmelkers en daar waren ze goed in, ze fokten kampioenen.
Haagsche Courant, 1 juni 1915
Hoewel de Delftsche Courant de volgende jaren honderden berichten wijdde aan alle Neelemannen en hun postduiven, over Willem en Martha Maria slechts, dat zij op 5 nov. 1912 een zoon kregen, Jacob,
Delftsche Courant, 5 november 1912
en op 29 okt. 1915 een tweeling, Hendrika en Willem.
Delftsche Courant, 29 oktober 1915
De stamboom vermeldt nog, dat Martha Maria in Delft stierf op 9 september 1973, drie dagen na haar 85e verjaardag.
Haar jongere zuster Sara Cornelia Nimmo (R'dam, 1894), die op 1 oktober 1919 in Den Haag getrouwd was met Pieter Jan Otjes, beviel ca. 20 juni 1920 van een dochter, blijkbaar in Apeldoorn e.o.
Apeldoornsche Courant, 21 juni 1920
In het telefoonboek van 1950 vind ik in Den Haag een aansluiting op naam van P.J. Otjes, mogelijk deze Pieter Jan, maar niet zeker natuurlijk. Alle overige hier genoemde familie-leden hebben tot en met 1950 nooit telefoon gehad.
De oudste broer, Hendrik Nimmo (R'dam, 1890), koos voor een ambtelijke loopbaan in Den Haag. Per 1 april 1910 werd hij benoemd tot schrijver bij de Bank van Leening, aldaar,
Haagsche Courant, 8 maart 1910
en in februari 1918 tot beheerder-plaatsvervanger bij de Gemeentebank van Leening.
Haagsche Courant, 19 februari 1918
De jongste broer, Pieter (dHaag, 1899), werd volgens de stamboom kunstgebittenmaker, ook in Den Haag.
Nieuw licht op Wijnand Nimmo, omstreeks 1900, o.b.v. nieuwe gegevens – aug. 2017
(De tekst overlapt enigszins met bovenstaande.)
Achteraf gezien, denk ik, dat het de toenmalige bewoner van Van Breestraat 24 was, de likeurstoker Evert Hoffmann, die de bouwers van 'de kleine van Bree', Van der Eijk en De Waal, in 1898 verzocht het bouwplan van nr. 26 aan te passen. Hij beschikte over een likeurstokerij en destilleerderij en zag een mogelijkheid in het nieuwe pand naast zijn woonhuis een verkooppunt voor wijnen en gedestilleerd te openen.
De vergunning tot aanpassing van de bouwtekening van de panden 26 en 28 werd verleend op 30 september 1898 – zie artikel 'De Bouwers' – en alles leek volgens plan te verlopen tot Evert Hoffmann op 24 juni 1899 overleed. Het pand op nr. 26 was anderhalve maand daarvoor opgeleverd. De eerste bewoners van de nrs. 28 en 34 hadden hun woningen op 12 mei 1899 betrokken.
In 1898 was Wijnand Nimmo hier nog niet in zicht. Zijn faillissement in Rotterdam was op 29 april van dat jaar geëindigd en er waren onvoldoende middelen om alle schulden te voldoen. Ook nog tijdens zijn faillissement was hij in Rotterdam actief om zijn beschuit-gelei en Nimmo's Crême aan de man te brengen.
Het Nieuws van den Dag, 14 maart 1898
Medio 1898 is Nimmo geen eigenaar meer van de fabriek, die dan bestaat o.n. "Rotterd. Fabriek van Chem. zuivere Beschuitgelei en Crême, voorheen Wijnand Nimmo". Met zijn produkten weet hij wel een verguld zilveren medaille in de wacht te slepen op een Internationale Tentoonstelling van Bakkerij, Maalderij en kookkunst te 's-Gravenhage.
Rotterdamsch Nieuwsblad, 22 juli 1898
Maar er is een verrassend vervolg. De fabriek weigert de onderscheiding en in het artikel blijkt de nieuwe eigenaar de firma Goerres & Co., een investeerder en waarschijnlijk partij in Nimmo's faillissement.
Rotterdamsch Nieuwsblad, 17 oktober 1898
Om het faillissement te beëindigen hadden de heren waarschijnlijk een deal gesloten: Goerres neemt de fabriek over en zorgt in ruil, dat Nimmo een baan krijgt, chef de bureau en procuratiehouder bij een vennootschap waar Goerres een belang in neemt, een wijnhuis met de sjieke naam Eerste Nederlandsche Wijn Import Mij., 'Goerres, Van Styrum & Van Westervelt Sandberg', gevestigd te 's-Gravenhage.
Nimmo verhuist daarop van Rotterdam naar Den Haag, waar op 27 juli 1899 zijn vierde kind geboren wordt, zijn tweede zoon, Pieter.
Het wijnhuis wordt formeel opgericht op 16 mei (met terugwerkende kracht tot 15 februari) 1899 in Den Haag, maar op 9 november van hetzelfde jaar stapt Goerres er weer uit – mogelijk had hij een aanvaring met Van Westervelt Sandberg over het beleid. Zijn naam blijft echter aan het wijnhuis verbonden.
Op 13 en 14 december 1899 plaatst Nimmo een advertentie in diverse dagbladen, waarin hij bekend maakt dat hij zijn procuratie van Goerres per 9 december 1899 heeft opgezegd. Dat deed hij waarschijnlijk in opdracht van de twee resterende participanten, jonkheer Van Styrum, burgemeester van Oud-Alblas, wonende te Dordrecht en Baron van Westervelt Sandberg te Ede.
Blijkens de ondertekening in de advertentie woont Nimmo eind 1899 nog in Den Haag.
Het Nieuws van den Dag, 13 december 1899 – 3 adv.'s onder elkaar
Een enigszins grillig vestigingsbeleid
Als door het overlijden van Evert Hoffmann († 24 juni 1899) Van Breestraat 24 vrijkomt, grijpt het wijnhuis de gelegenheid aan zich op een aantrekkelijke locatie in Amsterdam te vestigen, een buurt van wijndrinkers.
Eind oktober 1899 wordt door het hoofdkantoor in Den Haag geadverteerd voor tamelijk dure wijnen – de prijs van een gewone Bordeaux lag rond 50 cent – met een landelijk overzicht van alle depôts.
De Tijd, 29 oktober 1899
Op Van Breestraat 24 zit de distilleerderij en het centraal depôt is op Keizersgracht 271. Daarnaast zijn er nóg drie Amsterdamse depôts, o.a. een op Van Baerlestraat 21 (StreetView) en een op P.C. Hooftstraat 36 (StreetView). Verder 3 depôts in Den Haag, 2 in Groningen en 1 in Breda en Hilversum.
In nov. 1899 krijgt Van Breestraat 24 een telefoonaansluiting met nr. 891 op naam van de Eerste Ned. Wijn-Import-Mij.
Het Nieuws van den Dag, 21 november 1899
Op 18 febr. 1900 wordt een advertentie geplaatst, waaruit blijkt dat het hoofdkantoor en het centraal depôt nu beide gevestigd zijn op Van Breestraat 24 – Nimmo zal inmiddels naar Amsterdam verhuisd zijn – met de distilleerderij nu op nr. 26.
Bij de Haagse en Amsterdamse depôts zijn enkele mutaties geweest – het depôt in de P.C. Hooftstraat is verdwenen – en er is een nieuw depôt in Leiden.
De Tijd, 18 februari 1900
Er is dus in korte tijd al druk gereorganiseerd en men doet ook aan PR.
Slechts enkele weken daarna, 4 maart 1900, in een advertentie waarin colporteurs worden gevraagd, blijkt het wijnhuis beperkt tot Van Breestraat 26. Nr. 24 is afgestoten en het tfnnr. 891 is meeverhuisd. Eind 1900 heeft nr. 24 twee nieuwe bewoonsters.
Alg.Hb., 4 maart 1900
Opvallend is, dat in een aparte advertentie er pal boven ook colporteurs gevraagd worden voor de Maatschappij tot Exploitatie van Nimmo's Beschuitgelei en Crêmefabriek met als kantooradres ook Van Breestraat 26, tfn. 891. Blijkbaar werkte Nimmo dus ook nog voor Goerres & Co.
De fabriek, opgericht in 1892, die in 1894 gevestigd was op het adres Leuvehaven 66, Rotterdam, bij de Blaak, zit nu in de 3e Schielaan 2–4, in Rotterdam–Overschie.
Nimmo's tweede faillissement
Nimmo was in het jaar 1900 bureauchef en procuratiehouder van het wijnhuis op nr. 26 en woonde er waarschijnlijk (bedrijfswoning) zo goed als gratis. Veel eigen middelen zal hij in die tijd niet hebben gehad en zijn salaris zal ook niet hebben overgehouden. Misschien moest hij daarom geld lenen om de kosten van zijn gezin (4 kinderen) en zijn levensstijl te dekken en op 16 oktober 1900 gaat hij opnieuw failliet.
Alg.Hb., 20 oktober 1900
Het is de vraag, of hij in die staat zijn functie kon blijven uitoefenen. We zien eind 1900 dan ook een nieuwe reorganisatie. Het centraal depôt van de Eerste Ned. Wijn-Import-Mij. verhuist naar de Hoogte Kadijk 143c en het tfnnr. 891 verhuist mee. Het hoofdkantoor wordt verplaatst naar Amstel 288 met tfnnr. 3808. Van Breestraat 26 blijft echter gehand-haafd, mogelijk omwille van de distilleerderij. Omstreeks Nieuwjaar 1901 wordt daar nog een nieuwe aansluiting gerealiseerd met tfnnr. 3709.
Het Nieuws van den Dag, 8 januari 1901
Alledrie de vestigingen staan apart vermeld in de tfnlijst van 1901. Van 1902 en 1903 bestaan geen tfnlijsten, maar in 1904 staat tfnnr. 3709 op naam van Andrau & Co, Wijnkoopers, agent-depositair Willem de Jong, Van Breestr. 26.
Van de Eerste Nederl. Wijn Import Mij. heeft in 1904 alleen de Hoogte Kadijk 143c nog een vermelding, tfnnr. 891. Mogelijk was dat sinds 1901 ook het adres van Nimmo, al staat zijn naam er niet bij vermeld. In 1905 is de onderneming uit de gids verdwenen. Het tfnnr. is uitgegeven aan een cargadoorsbedrijf op de P.H.kade.
Nimmo's faillissement kon vrij vlot worden afgewikkeld. De verificatievergadering vond al op 1 december 1900 plaats,
Alg.Hb., 2 november 1900
en het faillissement werd beëindigd op 11 april 1901 met de publicatie van de enige uitdelingslijst.
Alg.Hb., 11 april 1901
De affaire 'De Groot', 1901 – 1904
Wat de reden was voor de faillissementsaanvraag en de grootte van de schuld kan ik niet achterhalen, maar dat het na een half jaar kon worden beëindigd, kan komen doordat Nimmo nu een beschermheer had, de baron. Die had hem nl. nodig voor een 'coup' bij een andere drankhandel en om zijn rol daarin te kunnen vervullen mocht Nimmo niet in staat van faillissement verkeren.
Van Westervelt Sandberg was president-commissaris van de N.V. Mij. Centraal, De Groot's Wijn en Cognachandel in Amsterdam. Op 22 november 1901 besloot de Raad van Commissarissen de directeur, De Groot, te schorsen en in zijn plaats werd Nimmo tijdelijk tot waarnemend directeur benoemd.
Alg.Hb., 3 december 1901
De Groot legde zich er niet zomaar bij neer, maar moest buigen voor de macht van het grote geld. Hij werd in 1902 failliet verklaard.
Het Nieuws van den Dag, 16 september 1902
In 1902 en 1903 zorgde Van Westerveld Sandberg ervoor, dat hij juridisch in staat was het bedrijf van De Groot te liquideren. Was dit een hooghartig om zeep helpen van een concurrent, of was het hem vooral om de baten te doen?
Staatscourant, 3 februari 1903
In 1904 gaf De Groot een boekje uit met als titel: "Hoe men een N.V. steelt, Docter (sic) Wijnand Nimmo als procuratiehouder van den Adel," prijs 10 cent. Blijkbaar vond hij dat zijn bedrijf hem brutaal ontfutseld was en dat Nimmo zich daarvoor had laten gebruiken.
Het Nieuws van den Dag, 23 juni 1904
De Prins Hendrik Garde, 1901 – 1910?
Nog tijdens de duur van zijn tweede faillissement begint Nimmo uit een ander vaatje te tappen. Op 31 maart 1901 is hij betrokken bij de oprichting van de Ver. Jongelingsweer-baarheidskorps 'Prins Hendrik', te Amsterdam en daarvan wordt hij 'president'.
Staatscourant 28/29 juni 1903, nº 149
In juli 1903, als hij blijkbaar weer in wat betere doen is, gunt hij zichzelf en zijn gezin een vakantie. De familie neemt haar intrek in een pension in Laren.
De Gooi en Eemlander, 22 juli 1903
Eind 1904 geeft zijn 'Prins Hendrik Garde' een matinéevoorstelling in Bellevue met gymnastische oefeningen en een muziekprogramma,
De Telegraaf, 29 december 1904
en in 1906, als de Garde vijf jaar bestaat, wordt dat gevierd met een feestavond, weer in Bellevue. Nimmo is dan nog steeds president.
De Telegraaf, 8 april 1906
De fabriek, 1892 – 1907
De gelei en crême fabriek in Rotterdam draait ook nog steeds. In 1904 verschijnen er weer regelmatig advertenties in de dagbladen. In hoeverre Nimmo daar zelf nog bij betrokken is, is de vraag, maar er is nu wel 'een kantoor' van Nimmo's Geleifabriek in Amsterdam, al wordt daarvan geen adres vermeld. Vreemd.
In 1905 vinden we nog slechts één advertentie,
Het Nieuws van den Dag, 18 december 1905
waaruit blijkt, dat nu ook de productie naar Amsterdam is verplaatst. De Rotterdamse fabriek, laatstelijk in de Benthemdwarsstraat nr. 4 bij het Hofplein, staat eind 1906 te huur.
Rotterdamsch nieuwsblad, 17 december 1906
Na nog een laatste levensteken in mei 1907 – weer zonder adresvermelding – valt waarschijnlijk voorgoed het doek voor het bedrijf.
Het Nieuws van den Dag, 6 mei 1907
En tenslotte, de baron
De familie Sandberg woonde in Ede en had bezittingen 'op de Scheere', een uitgestrekt landgoed onder Coevorden van ruim 800 ha, dat dankzij eeuwen van adellijk beheer ook nu nog grotendeels in oorspronkelijke staat verkeert. Er werd o.a. gejaagd en de barons hobby lag in het verlengde daarvan, honden. Er was geen hondententoonstelling, of hij was er te vinden, o.a. als keurmeester.
De Maasbode, 28 augustus 1904
Begin 1903 hadden de baron en zijn zuster, in 1902 getrouwd met baron Van Lijnden, een aantal kavels in De Krim bij Coevorden, samen groot 50 ha, moeten verkopen om de financiën op orde te brengen,
Prov. Overijsselsche en Zwolsche courant, 19 januari 1903
want hoewel zijn manier van zakendoen groots en meeslepend was en hij beslist gevoel voor PR had – in 1901 liet hij 'zijn' oude jenever onder de naam 'De Amsterdamsche Beurs' als handelsmerk registreren,
Staatscourant, bijlage van 2 december 1901, nº 282
en in 1903 een Beerenburger kruidenbitter onder de naam 'De Visscher', beide met een passend etiket – zie de afbeeldingen,
Staatscourant, bijlage van 1 september 1903, nº 203
zijn investeringen – grootse aanpak, hoge aanloop- en exploitatiekosten – moeten per saldo verliezen hebben opgeleverd en de goede naam moest natuurlijk wel worden hoog-gehouden.
Mogelijk was de baron niet geheel gespeend van zelfkennis – of zijn moeder fluisterde hem af en toe een paar verstandige woorden in – want om zichzelf tegen onverantwoordelijk, impulsief gedrag te beschermen liet hij zich op eigen verzoek in juli 1904 onder curatele stellen, wegens 'zwakheid van vermogens'.
Staatscourant, 1 augustus 1904
Het leek maar weinig te helpen. Tezelfdertijd richtte hij met zijn zwager, A.W.F. baron Van Lijnden, en nog een derde partij een N.V. op ter exploitatie van de Eerste Ned. Wijn-Import-Mij., waarbij ƒ 280.000,- als kapitaal werd ingebracht, voor die tijd een fabelachtig bedrag, als je rekent dat een fles 'dure' wijn toen minder dan ƒ 1,- kostte (smalle marges) en iedereen en z'n schoonmoeder in wijn handelde (moordende concurrentie).
Het Nieuws van den Dag, 3 augustus 1904
Maar misschien juist daarom had de baron in 1901 het roer al omgegooid. Er wordt vanaf 1901 nl. niet meer geadverteerd voor de betere wijn, er wordt überhaupt niet meer geadverteerd. De nadruk ligt voortaan op de verkoop van drank, vooral jenever, en de exploitatie van drankvergunningen. Was dit de barons bijdrage aan de 'verheffing' van de arbeidersklasse?
De heren wilden blijkbaar een flink marktaandeel in Amsterdam veroveren, want in oktober 1904 hadden zij voor negen panden verspreid over de stad een vergunning aangevraagd voor de verkoop van 'sterke drank', waaronder het adres Hoogte Kadijk 143A, naast hun depôt op nr. 143C, en op Willemsparkweg 160 (StreetView), een bekend adres.
Alg.Hb., 24 oktober 1904
Er moet toen iemand op de rem getrapt hebben – de bank?, want slechts een week daarna komen de drie aandeelhouders bijeen en besluiten de directeur te ontslaan en de hele onderneming staande de vergadering op te heffen.
Alg.Hb., 3 november 1904
De plotselinge liquidatie zal met de nodige verliezen gepaard zijn gegaan, want twee maanden daarna ziet Heribert Willem Aleid Baron van Westervelt Sandberg zich gedwongen zijn landgoed te laten veilen, de havezate en bijna alle grond.
Prov. Overijsselsche en Zwolsche courant, 7 januari 1905
Eén troost heeft hij, het blijft in de familie. De koper is baron Van Lijnden, zijn zwager.
Van de opbrengst, ruim ƒ 275.000, had de baron zich nog vele jaren als een soort Bertie Wooster aan zijn hobby kunnen wijden, al had hij het bedrag met zijn zuster moeten delen en misschien zou er ook nog een deel naar hun moeder zijn gegaan, de douairière Van Westervelt Sandberg, of voluit: Mevr. Matthia Jacoba van Westervelt Sandberg tot Essenburg–Eijck tot Zuijlichem († 1936), maar waarschijnlijk bleef er weinig van over, nadat alle schulden waren afgelost.
Het zou toch schande geweest zijn, als aan dit adellijk blazoen een financiële smet zou kleven. Is dat de reden dat er op de bedrijfsgegevens van het wijnhuis na ruim een eeuw nog steeds een embargo rust tot 2021?
De baron was in deze periode nog 'een jonge hond'. In 1895 werd hij bij K.B. vervroegd meerderjarig verklaard (normaal bij 25 jaar). Hij was jonger dan zijn zuster (* 5 april 1870) en gezien zijn overlijdensdatum, 12 juli 1952, 77 jr, moest hij in 1874 of 1875 geboren zijn. Uiteindelijk vond ik zijn geboortedatum bij benadering, ca. 22 april 1875.
Het Nieuws van den Dag, 24 april 1875
Zijn vader, wethouder te Harderwijk, overleed toen hij vier was, 16 januari 1880, 37 jr.
Prov. Overijsselsche en Zwolsche courant, 19 januari 1880
In 1915, toen hij bijna 40 was, woonde de baron in Nijmegen, waar hij op 18 februari in het huwelijk trad met een domineesdochter uit Groesbeek, maar wel een met blauw bloed, dochter van baronesse Van Eck († 1912, 72 jr) en Dr. D.G.W. Muller Massis († 1934, 95 jr), predikant, en ongetwijfeld niet onbemiddeld.
Haagsche courant, 20 februari 1915
Zijn vrouw was er blijkbaar best trots op, dat zij zich nu ook 'baronesse' mocht noemen, net als haar moeder. Als lid van een damescomité t.b.v. Weensche kinderen in 1923 – de Donaumonarchie was na WO I uiteengevallen en er heerste hongersnood – nam zij de gelegenheid te baat haar naam voluit in de krant te krijgen, zelfs nog met een letter extra en zoals zij aan haar stand verplicht was, wijdde zij zich aan liefdadigheid.
Zij overleed in 1954, de baron was haar al voorgegaan († 1952), te Nijmegen.
Blijkbaar had het echtpaar geen kinderen. Zijn zuster, zelf inmiddels ook weduwe, plaatst de advertentie en houdt het kort. Mogelijk was de baron in zijn latere jaren 'uit de roulatie'.
Zorgzame ouders
Zoals men nu voor de kinderen al vroeg een spaarrekening opent, zo zorgde de bezittende klasse van de 19e eeuw ervoor, dat hun kinderen eigen bronnen van inkomsten hadden. Zij kochten zich in in N.V.'s, gericht op ontginning en exploitatie van bossen en landerijen, en lieten aandelen daarvan op naam van hun kinderen zetten, die daaruit een jaarlijks dividend ontvingen.
Zo zien we bij de oprichting van de N.V. "Speulderbosch", te Ermelo, 13 sept. 1884, in de notariële akte de namen van een aantal Sandbergs vermeld staan, waaronder die van de grootvader van 'onze' dan nog jonkheer (met dezelfde voornamen) en die van zijn moeder namens hem, wegens zijn minderjarigheid. Van de in totaal 64 aandelen van ƒ 3.000,- elk schrijft de oude baron in op 5 aandelen en zijn kleinzoon op 1 aandeel.
En als zij eenmaal meerderjarig waren, breidden de kinderen hun portefeuilles geleidelijk zelf verder uit, zodat zij uiteindelijk 'sans souci' van de opbrengsten konden leven, totdat de erfenissen loskwamen, al vielen die soms tegen, omdat de adelstand een stand was van mensen die gewend waren boven hun stand te leven.
Staatscourant 19 januari 1901, nº 16
Bien étonné d'eux trouver ensemble
In de lijst van aandeelhouders worden ook genoemd Coenradus Cornelis Avelingh, steenfabrikant, (2 aand.) en zijn echtenote, vrouwe Johanna Jacoba Kreenen (3 aand.), te Velp. Die kenden wij al, zij waren naaste familie van J.W.U. Avelingh, die van 1926 tot 1946 op Van Breestraat 16 woonde – zie de jaarlijsten van 1945 en eerder bij Nº 16.