Het avontuur van Maelduin de zeevaarder

vrije bewerking van Alfred Lord Tennysons

“The voyage of Maeldune”

s t i l t e

En we bereikten het Eiland der Stilte,
Waarop we nooit eerder waren gestuit.

Daar brak steeds maar de branding van de Oceaan
Stil op een stille kust.
De beken flonkerden er in het licht zonder enig geluid
En in een donderloze duik
Stortten zich langs de bergwanden
Omlaag de lange watervallen.
Cypressen en espen, door geen stormen gebogen,
Groeiden er tot buiten oogbereik
En dennen, ongelofelijk hoog, torenden overal op
Op de steile rotsen.
En hoog in de hemel daarboven
Schitterde een leeuwerik zonder een lied.
En de haan kon niet kraaien
En de stier kon niet loeien
En de honden,
De honden die blaften er niet.

En het Eiland, we verkenden het grondig,
Eerst er omheen, dan dwars erdoor,
Maar nergens ook maar een spoor
Van enig gerucht ...
Alles bruiste van leven,
Maar stil was het er als de dood,
Zelfs geen zucht.

En we haatten het prachtige Eiland,
Want zo iemand zijn stem er verhief,
- 't Klonk ijler dan het gepiep van een vleermuis ! -
Hem het woord op de lippen bestierf.
En die mannen met machtige kelen,
Die anders een strijdkreet aan konden heffen
Zo luid,
Dat honderd krijgers zich zonder bedenken
Op duizend lansen storten zouden
Om met hen te sterven in de strijd,
- O, alleen toverkracht kon hen verstommen ! -
Raakten zo in de ban van hun nijd,
Dat het scheelde niets of ze vlogen elkaar aan.
Maar terstond liet ik het anker lichten
En heen voeren wij ...

vorige volgende

Publicatie, 8 augustus 1998   -   Restyling, 7 november 2000
Ronald Langereis, 2009 © 27 augustus 1976