Ineke van Z. was een meisje uit mijn klas. Ze was zeker niet dom, goed in exacte vakken en ze was ook uitgesproken saai en niet op de hoogte. Daarom werd ze in de omgang Bora genoemd, de kille noordenwind uit de klassieke literatuur, of kortweg Boor, wat weer aan het Engels appelleerde. Ze droeg jurken met petticoats eronder, wat in die tijd nog gebruikelijk was, een vestje erover en een brede ceintuur om haar middel, die haar gebrek aan taille accentueerde, een figuur dat bij tienermeisjes indertijd niet zo gangbaar was.
De jongens besteedden geen aandacht aan Boor en onder de meisjes ging zij door voor iemand die nooit aan de man zou komen en gedoemd was haar leven als oude vrijster in een chemisch laboratorium, of een wiskundefaculteit te slijten. Groot was dan ook de consternatie, toen bekend werd dat Rien, een bebrilde, roodharige bonestaak van de hbs-afdeling "iets had" met Bora. Wij gymnasiasten deden het nieuws van deze morganatische verhouding uiteraard af met een schampere lach, van hbs-sers kon je tenslotte van alles verwachten, maar in het vrouwelijke kamp zong de nieuwsgierigheid rond als het hitsig gefluister in een oriëntaalse hammam.
De romance was echter van korte duur. Boor vertrouwde een andere Ineke achteraf toe, dat zij "het" had uitgemaakt, omdat Rien haar na een avondje uit had proberen te tongzoenen en zij geloofde op gezag van haar moeder dat je daar zwanger van kon raken, uiteindelijk.
Een paar jaar daarvoor had ik eens met haar gedanst tijdens een Grote Schoolfuif. De GSF was een jaarlijks gebeuren, waar alle leerlingen en hun ouders getracteerd werden op een toneelvoorstelling, niet onverdienstelijk uitgevoerd door leraren, met aansluitend een bal met live muziek. Dat jaar werd hij gehouden in de Grote Zaal van Krasnapolsky. Het was in hetzelfde jaar als waarin wij met onze hele klas op dansles zaten, ook Bora.
Tijdens het bal zaten de ouders aan tafeltjes tussen de pilaren achterin de zaal en wij hadden met elkaar een plaats gezocht op een rij banken langs de schemerig verlichte achterwand. Aanvankelijk was er weinig animo om te gaan dansen, maar geleidelijk overwonnen steeds meer tweedeklassers hun gêne en waagden zich schuchter op de dansvloer tussen uitgelaten leraren en dansgrage ouders. Allengs raakten de banken leger en ook de muurbloemen werden een voor een geplukt.
Uiteindelijk bleef ik alleen achter met op een bank verder een eenzame Bora. Ik worstelde nog met de filosofische vraag, of je aanwezigheid op een bal per se een verplichting tot dansen inhield en als ik dan naar de bleke Bora keek in haar gele baljurk met wijduitstaande rok, dacht ik van niet, maar in een voor mijn leeftijd zeldzame opwelling van altruïsme vroeg ik haar toch ten dans.
Eenmaal op de vloer en verdiept in het taaie patroon van wat ons voorkwam als een Engelse wals, stopte de muziek al na enkele maten. De band zette nu een meeslepende Weense wals in en die hadden wij, halverwege het seizoen, op de dansschool nog niet geleerd. Direct weer terug te moeten keren naar een lege bank leek Bora geen aantrekkelijk vooruitzicht en na enige aarzeling besloten wij er dan maar het beste van te maken.
Van Sissi-films en vroege observaties van Fred Astaire wist ik, dat het bij de Weense wals vooral draait om een centrifugale beweging en onkundig van de arcane danspassen die dit effect stijlvol konden oproepen, stelde ik voor om ons tot de essentie te beperken. Ik sloeg mijn armen stevig om Bora's tors en zij legde haar klamme handen losjes op mijn heupen en zonder verder nog acht te slaan op de muziek begonnen wij rond te draaien in een pirouette à deux.
Eerst langzaam, maar al sneller draaiden wij. De omgeving werd een wervelende achtergrond van psychedelische kleurenflarden en om niet duizelig te worden hielden wij half achterover hangend onze ogen strak op elkaar gericht, terwijl ik mijn vingers achter haar rug ineenhaakte om de grip niet te verliezen.
De oerkrachten die wij met onze wilde rondedans opriepen, hadden een verrassende uitwerking op Boor. Haar aanvankelijk koele oogopslag maakte geleidelijk plaats voor iets dat op een glimlach leek. Mogelijk voelde zij zich overweldigd, maar liet zij zich gaan in het geruststellende besef dat ze er in ieder geval niet zwanger van zou raken. Maar misschien interpreteerde ik in de vrolijke opwinding van het moment haar fronsende wenkbrauwen en de halfontblote, stijf opeengeklemde tanden wel verkeerd en was zij hulpeloos ten prooi aan een aanzwellende paniek.
Toen de muziek stopte lieten wij elkaar los en door mijn snelheid tolde ik op één voet nog een volle slag in de rondte voor ik abrupt tot stilstand kwam. Tot mijn onuitsprekelijke verbazing was de ruimte tegenover mij leeg, Boor viel nergens te bekennen. Ik liet mijn blik om mij heen dwalen, maar nee, het leek of zij acuut in het niets was opgegaan. Aan mijn voeten lag zij ook niet. Pas toen ik mijn hoofd zoekend ophief en ongelovig in de verte staarde, zag ik hoe zij met een flinke vaart, rakelings langs verrast opzijstappende dansparen heen, tussen twee pilaren door op haar rug de zaal uit schoof in een wolk van petticoats, haar benen in de lucht als in een V-teken geheven.
|