Deze site is verouderd.
Bezoek onze
nieuwe website
Als links van deze tekst geen afbeelding staat van het boekje 'de kleine van Bree' klik dan hier om de volledige pagina te zien.
Artikelen

Lijst van bewoners
1939 - 1940

Tussen de beschikbare documen-ten zat een namenlijst van de bewoners van de kleine van Bree van eind jaren dertig. Nu is zo'n lijstje op zichzelf niet zo in-teressant, als je er verder niets bij weet te vertellen. Het aardige van de TV-presentaties van de heer Van Os, voormalig directeur van het Rijksmuseum, vond ik altijd dat hij van een schilderij meer leek te weten, dan de schilder zelf. Zover strekt mijn kennis van de hieronder genoemde bewoners niet, maar van sommige is wel iets meer te zeggen en met enige speculatie zijn er soms verrassende verbanden te leggen.

De kleine van Bree, nrs.40 en 38, eind jaren 30. Collectie: Vervoort - kvb36. Wie stapt daar de stoep op van nr.40?

In de tweede helft van de jaren dertig hingen over Nederland de schaduwen van het Nazisme en de grauwsluier van de Grote Depressie. In Amsterdam vormde de opeengepakte armoe van de arbeiderswijken een schril contrast met de ruimte van de welvarende Museumbuurt. Mijn moeder (1918) werkte van 1934 tot het eind van de oorlog bij de fa. Van Andel aan de Willemsparkweg 30. Waar tot 2004 'Tulleken' zat, was toen een 'Magasin' voor huishoudelijke artikelen, geen Hema, maar een voorname winkel à la Focke & Meltzer, waar de 'beau monde' van de PC en het Museumplein zijn Wedgewoodserviezen en tafelzilver kocht, tot aan het gietertje voor de kamerplanten toe. Dan reed de auto met de geüniformeerde chauffeur voor en mevrouw wikte en woog bij een keur aan gietertjes over de vraag, of de kleur wel bij de gordijnen paste. En werd er uiteindelijk een gekozen, dan mocht 'de juffrouw' het inpakken en aan de chauffeur geven. "Zet u het maar op de rekening," zei mevrouw dan, want direct betalen was er natuurlijk niet bij.

Aan personeel was geen gebrek. Naast het lokale aanbod was er in de jaren twintig een invasie geweest van Duitse dienstbodes en velen van hen waren hier gebleven. Mijn schoonmoeder (1904-1989) werkte eind jaren dertig als 'juffrouw' bij de fam. Brusse op het Museumplein 13, de villa naast het tegenwoordige Amerikaanse consulaat. Zij had de zorg voor de kinderen en voor de huishouding. Dat betekende wekelijks overleg met 'mevrouw' over wat er de volgende week op het menu moest komen en over de dagelijkse dingen van het huis, het schoonmaken, het linnengoed en het poetsen van het tafelzilver. In de keuken werkte een Duitse 'keukenmeid', die verkering had met een man, Hans Feenstra, die na de oorlog op Van Eeghenlaan 6 een inkoopvereniging startte. Als je lid werd kon je op vertoon van je 'boekje' bij aangesloten winkeliers huishoudelijke artikelen en apparaten met 5 of 10% korting kopen. Hij is er rijk mee geworden en 'Treesche' kon daar na zijn dood haar laatste jaren van slijten in Vondelstede samen met Sjakootje, haar sprekende papegaai.

Aan de kleine van Bree ging de grote rijkdom een beetje voorbij. Er woonden in die tijd mensen die het doorgaans beter hadden dan handarbeiders, met een eigen bedrijfje, middenstanders, maar ook procuratiehouders en hoger opgeleiden. De meesten hadden het huis voor zichzelf en hun gezin, maar niet allemaal. In sommige huizen woonden twee of meer gezinnen, of individuele huurders. Gezien de tijd, komen we duitsklinkende namen tegen, misschien van vluchtelingen voor de Nazi-terreur, die in de kleine van Bree een tijdelijk onderdak vonden. Het was de tijd van de Kristallnacht (9-10 nov. 1938).

N° 26
F. Zucker

Dit was het huis met de eigen garage, waarbij op de plattegrond uit 1981 op blz. 56 van het boekje nog een inrit staat getekend met het bijschrift 'autostalling bewoner'. Wie meneer Zucker ook mag zijn geweest, hij zal in ieder geval de bezitter geweest zijn van een automobiel, anders was hij er niet gaan wonen.

N° 28
A.J.B. Korner; B.A. Korner; Gebr. Korner

Firmanamen leiden soms een taai bestaan. In 1915 vinden wij een Korner, Gebr., grossiers in boter, kaas en eieren, Maagdelievenstr.1, tegenwoordig de Madelievenstraat, in de Jordaan, een zijstraatje van de Tuinstraat. Waren deze Gebr. Korner in de jaren dertig in de Van Breestraat gevestigd en werden op nr. 28 boter, kaas en eieren verkocht?
Grappig trouwens te zien, dat een madeliefje vroeger een 'maagdeliefje' heette.

N° 30
J.A. Struijkenkamp; J. Tacoma; K.F. Aronts; F.W.J. Brettschneider

In 1915 is er een Tacoma, Joh., fabrikant en technicus, N.Z. Voorburgwal 227 en 239 (8-6). Ruim twintig jaar later vinden we hem (?) terug in de Van Breestraat, maar wel in een nogal klein huis met erg veel medebewoners, iedereen een eigen kamer met een fonteintje, maar daarmee was het wel gezegd.
Zoals ik al schreef in het boekje van de Palestrinastraat (2004), in mijn huis bleven dergelijke woonomstandigheden nog tot 1980 bestaan. De hoofdbewoonster was de wed. Brinkom-Kuipers, die zelf de eerste etage bewoonde. In de twee achterkamertjes en in de kamer-en-suite beneden huisden vier mannen. De porte-brisee was met zachtboard platen dichtgespijkerd en elke kamer had een wasbak, met zo'n zwanehals van lood, die altijd lekte. Ik woonde toen op de derde etage en af en toe kwam ik een nieuw gezicht tegen in het portiek. Dan vonden er, nauwelijks merkbaar, interne verschuivingen plaats en bleek er iemand van een achterkamertje naar de grote kamer voor te zijn gepromoveerd. De woonomstandigheden moeten erg primitief zijn geweest en de hygiëne lag op een Oost-Europees niveau. Toen wij in 1980 de inmiddels ontruimde woning bezichtigden, bleek een van de achterkamertjes geheel bruingerookt. In het midden hing een lampekap uit de jaren vijftig met een peertje erin dat nauwelijks licht gaf. Toen ik dat later, tijdens de sloopfase, beter bekeek, bleek het een 200W lamp te zijn, bedekt met een millimeterdikke laag van aangekoekt stof en teer.

N° 32
Wed. H.W. Fransen-Huijer; G. Fransen

Dit zijn de oma en de vader van de huidige bewoonster, Elly Fransen, die op pag.33 van het boekje in het kort de geschiedenis van haar familie in de kleine van Bree vertelt. Haar opa, de makelaar H.W. Fransen, die het huis op 31 december 1917 kocht, was eind jaren dertig al overleden. In het telefoonboek van 1915 vinden we hem terug onder Fransen & Höfte, Fa., Aannemers en Makelaars, Nassaukade 10, twee plaatsen boven een andere Fransen, die voor de buurt een begrip geworden is: Fransen & Co., Drogisten, van Breestraat 100; Idem, Koninginneweg 115 - view.

N° 34
Mevr. J.A. Cornelisse-de Lange

Van de bewoonster is ons niets bekend, maar bij vergelijking van de foto's op blz.62, 68 en 70 in het boekje, blijkt dat de huizen op nr.34 en 36 oorspronkelijk een uitpandig balkonnetje hadden. Eind jaren dertig was het balkon van nr.34 al vervangen door alleen een hekje. Later sneuvelde blijkbaar ook het balkon van nr.36 om meer licht te krijgen in de voorkamer beneden.

N° 36
C. van Katwijk; W. Hilak

Over de tweede naam hebben we geen gegevens, waarschijnlijk een Poolse emigré, maar over de hoofdbewoner en eigenaar des te meer.
Cornelis van Katwijk was al enigszins op leeftijd, toen hij het huis in 1936 kocht van de N.V. Jacob Wessels Tabaks- en Sigarenhandel. Hij was geboren in Schiedam, op 2 april 1874, en dus al 62 jaar oud. Hij was getrouwd met een Zaandamse, Cornelia Johanna de Lange, van 30 juni 1877 en zij hadden een zoon Arent, die op 6 april 1912 in Rotterdam geboren was en nog bij hen inwoonde.
Cornelis was procuratiehouder en noemde zich ook 'praktizijn'. Dat is een oud woord voor 'zaakwaarnemer', kortom een boekhouder en mogelijk iets meer. Het gezin woonde daarvoor ook al in de Van Breestraat, op nr. 120 bv en de reden dat ze naar de kleine van Bree nr. 36 verhuisden, zou kunnen zijn geweest dat de bewoonster van nr. 34 familie, misschien zelfs een zuster was van mevrouw Van Katwijk. Dit is puur speculatief, maar de eigen naam van allebei was 'De Lange'. Drie weken na zijn 65e verjaardag, op 25 april 1939, reisden Cornelis en zijn vrouw af naar Den Haag en betrokken een woning aan de Laan van Meerdervoort 735. Zoon Arent, juist 27 geworden, bleef in Amsterdam en woonde wellicht nog tot 1943 op nr. 36, toen zijn vader het pand verkocht aan de op blz.55 van het boekje genoemde Antonie Menno Forma, koopman van beroep. Op diens gezinskaart uit het Gem.Archief staat aangetekend, dat hij in 1929 zijn brood verdiende als handelsreiziger in visserij-artikelen. In 1969, bij de verkoop van het huis aan Hans Vervoort, grossierde hij in garen en band en werden de muren van de voorkamer beneden aan het oog onttrokken door ladenkasten vol monsterkaarten met knopen.

N° 38
Dr. J.A. Bruins

N° 40
J.J. Sedelaar

Van deze bewoner hebben wij geen gegevens, maar als we naar de foto bovenaan deze pagina kijken en we zien daar een man het stoepje van nr. 40 opgaan, kunnen we niet nalaten te denken: Kijk, daar staat meneer Sedelaar.*) Het huis had in die jaren nog zijn oorspronkelijke, buiten de gevel uitstekende kapconstructie, die het evenbeeld was van die van nr.30. Nu is de kap van nr.40 geheel verwijderd, terwijl die op nr.30 nog wel aanwezig is, zij het dat de beschotting is verdwenen en alleen de balkenconstructie is overgebleven.

*) Op 29 april 2012 ontvingen wij een mail van dhr. Wurmbauer die dit vermoeden bevestigde.

N° 42
T. Rodenhuis; mej. A.R.J. Hoekzema; M. Machin; Fa. H. Machin & Zn.; L.J.E.van der Hout

Net als nr.30, was nr.42 - het huis met het brede balkon - ook 'dichtbevolkt'. De meeste bewoners blijven onbekenden, maar H. Machin, de vader van de bewoner M. Machin, was in 1915 gevestigd op de Keizersgracht 602, als laarzenmaker. De zoon volgde in het voetspoor van zijn vader. In het Amsterdams Adresboek staat achter zijn naam 'hoflaarzenmaker' vermeld.
Cameo ontwerp van Arnold Machin voor munten en postzegels met de beeltenis van Koningin Elisabeth II.De naam 'Machin' is trouwens ook in ander opzicht interessant. Twee Machins hebben geschiedenis geschreven, beiden Engelsen. Eerst was daar John Machin (1680-1751), die er in 1706 als eerste in slaagde de eerste honderd decimalen van het getal 'pi' met een zelfontwikkelde formule te berekenen. De tweede, Sir Arnold Machin (1911-1999) is een begrip onder filatelisten. Als beeldhouwer maakte hij de klassiek geworden 'kop' van Koningin Elisabeth II, die sinds 1967 de Britse munten en postzegels tooide.
Het uitzonderlijke van Van Breestraat 42 is dat alle akten van verkoop & koop in één hand bewaard zijn gebleven. De eerste, uit 1911, is te zien op blz.24 van het boekje.

N° 44
H.J. van der Spek; B.M.P. de Chaufepil Neusy

Het huis met de grote erker, waar dertig jaar later Elisabeth Eybers haar intrek zou nemen. Van de vermelde bewoners is niets bekend, alleen dat de herkomst van de opvallende tweede naam in Wallonië en Noord-Frankrijk gezocht moet worden.

N° 46
M.H. van Driel; H. Fransman

Na het vertrek van deze verder onbekende bewoners in 1939 werd de woning betrokken door mevr. Van Gessel en haar zoon Rinus, die in dat jaar uit Australië terugkeerden. Dit wordt in het boekje beschreven op blz. 47.

N° 48
F. v.d. Kolff; H. Wempe; C. Mantel

De huidige huurders van nr.46, de dames Rijpstra, die daar al sinds 1946 wonen, hebben de wed. Van der Kolff nog persoonlijk gekend. Op blz.53 van het boekje vertelt Netty Rijpstra, dat haar buurvrouw kamers verhuurde aan inspecteurs van politie. De heren Wempe en Mantel zullen dus hoogstwaarschijnlijk bij de politie hebben gewerkt. Mogelijk hield dit weer verband met de organisatie die op nr.50 gevestigd was.

N° 50
Bond v. Christelijke Politie-Ambtenaren in Nederland;
Mr. A.H. van der Veen

N° 52 - 56
Geen namen beschikbaar.

N° 58
E.A.J. Taggenbrock

Op 12 december 1912 liet een zekere Friedrich Theodor Clemens Taggenbrock zich inschrijven in het bevolkingsregister van Amsterdam. Hij was geboren op 1 december 1860 in het plaatsje Aslage, in Pruisen, want 'Duitsland', als land, bestond toen nog niet. Zijn beroep was koopman. In het telefoonboek van 1915 vinden we een Clemens Taggenbroek - vast een drukfout, die op de Nieuwendijk 198 een bonthandel dreef: manufactuur en pelterijen. Waarschijnlijk gaat het om een en dezelfde persoon.
De Taggenbrock die ruim derig jaar later in de Van Breestraat woonde, kan een zoon van deze Pruisische koopman en bontwerker geweest zijn, maar of hij ook in de bonthandel zat, valt niet te achterhalen. Na de jaren zeventig was er in de bonthandel trouwens geen droog brood meer te verdienen. Vandaar misschien, dat we nu op de Geldersekade 29 een Arthur Taggenbrock aantreffen, als eigenaar van het daar gevestigde restaurant Entresol.

N° 60
J.C. Kraak; C.J. Kraak

N° 62
Wed. S. Zeldenrust-Graanboom; E.L.K. Zeldenrust

De naam Graanboom heeft een interessante geschiedenis (Bron: jhm). Het is een naam van Zweedse oorsprong en luidde oorspronkelijk Granbom. Rond 1750 besloot Jakob Granbom met zijn gezin uit Zweden naar de Nederlanden te verhuizen en daar bekeerde de familie zich tot het jodendom. Hij had acht kinderen, vijf zoons en drie dochters. Een van de jongens, Mathias, werd bij de bekering omgedoopt tot Aron Mozes Izak en werd voortaan Izak genoemd. Ten tijde van de verhuizing was hij twaalf jaar oud. Hij blonk uit in de studie van de joodse wet en werd benoemd tot rabbinaal assessor. In 1789 schreef hij in één week een religieus werkje, Het zaad van Izak, om de bruidsschat van zijn dochter Rebecca te vergaren. Niettemin viel het zeer in de smaak bij het Amsterdamse opperrabbinaat. In 1797 stapte Izak over van de Hoogduitse joodse gemeente naar de afgescheiden gemeente Adat Jessurun. Tot dan toe stond hij bekend als Izak Ger (de bekeerling), maar na zijn overstap werd hij spottend Izak 'Getz' genoemd, de afgodendienaar, of de nar. Zijn eerste gang naar de synagoge bracht grote opschudding teweeg. De Amsterdamse militie en zelfs de nationale ruiterij moesten hem en zijn geloofsgenoten begeleiden om te voorkomen dat zij werden gemolesteerd. Daarna woedde er tien jaar lang een pamflettenstrijd tussen de oude en de nieuwe gemeente, waarin ongenadig met vuil werd gegooid en met als steeds terugkerend thema de niet-joodse afkomst van de rabbijn. Izak overleed op 12 maart 1807, 68 jaar oud. In 1811, tegen het einde van de Franse tijd, werd de familienaam Granbom vernederlandst tot Graanboom.
Ook zonder deze geschiedenis valt er over de wed. Zeldenrust-Graanboom nog wel iets aardigs op te merken. In 1915 woonde op nr.62 een Max Zeldenrust, die een kantoor had op Ceintuurbaan 193a. Wat hij daar deed, staat er helaas niet bij. Aan de overkant, Van Breestraat 61, woonde Jacob Graanboom, een commissionair in diamanten. Als er dertig jaar later op nr.62 een weduwe Zeldenrust-Graanboom woont, mogen we dan niet aannemen dat er tussen Max en Jacobs dochter een romance is opgebloeid en dat er zo rond 1920 misschien een bruiloft is gevierd die beide kanten van de straat met elkaar verbond?

N° 64
C.J. de Jong

Ook in 1915 woonde hier al een C.J. de Jong, die van beroep kruier was. Kort voor de oorlog woonde zijn zoon er, die ook C.J. de Jong heette en een verhuisbedrijfje had. Het kantoortje was op de eerste verdieping en beneden was een fietsenstalling, tot in de jaren zeventig. De zoon van zijn vriendin, Robbie Brendel, was een van de eersten die in Nederland een softwarebedrijf begon en er miljonair mee werd.

N° 66
Mr. John Hook; Mevr. M.L. de Witt

N° 68
G.M. Janssen; W. Luidens; Mevr. R.E. Mogendorff

N° 70
Wed. C. Verkleij-Loots; W.J. Roesink


Overige artikelen
Van Breestraat   ~   De Bouwers   ~   De Kweker