Ik geef toe, dat deze Jac. P.R. Galesloot, geboren in 1841, zijn plaats in het boekje niet alleen dankt aan het feit dat hij bijna dertig jaar lang een bloeiende kwekerij dreef op juist dat lapje grond, maar ook omdat de man mij gaandeweg begon te intrigeren.
Hij was iemand met een blijkbaar tomeloze energie en leergierigheid en in de loop der jaren ontwikkelde hij zich van een eenvoudige tuinmansknecht tot een gezaghebbende autoriteit en publicist op zijn vakgebied, organisator van diverse, ook internationale evenementen, wiens faam tot in de hoogste kringen doordrong tot ver buiten Nederland. En dat in een tijd, dat Europa verscheurd werd door revoluties en oorlogen, waarin oude keizerrijken ten onder gingen en nieuwe verrezen en waarin het voor iemand van lage komaf nog bijna onmogelijk was de grenzen van de klassenmaatschappij te doorbreken, zeker als hij met zijn handen zijn brood verdiende en zwarte randen onder zijn nagels had.
Eenmaal gevestigd aan het Mennonietenpad buiten de Weteringbarrière, zoals bovenafgebeelde catalogus uit 1872 vermeldt, op het grondgebied van de gemeente Nieuwer-Amstel (Amstelveen) - zie ter verduidelijking Reacties - ten zuiden van waar later het Museumplein door de Van Baerlestraat zou worden begrensd, toonde Galesloot zich een onvermoeibare propagandist van zijn kwekerij Pomona en van een speciale, door hem beoefende, snoeiwijzeº). Er was geen tentoonstelling, of hij was er te vinden. Hij introduceerde nieuwe soorten, die hij tijdens zijn leerjaren overal in Europa had leren kennen, hij gaf lezingen¹), nam zitting in jury's en won met zijn nieuwe producten zelf ook vele prijzen.
Ook was hij een van de oprichters van de - weldra 'Koninklijke' (1871) - Nederlandsche Maatschappij voor Tuinbouw en Plantkunde, die geleidelijk overal in het land onderafdelingen kreeg. Intussen vond hij nog tijd allerlei belangstellenden op zijn kwekerij rond te leiden, waaronder in 1892 Eugénie, de ex-keizerin van Frankrijk. Zo verbreidde zijn roem zich, maar hij vestigde zijn naam definitief door het uitgeven van rijkgeïllustreerde catalogi met uitvoerige beschrijvingen van de diverse nieuwe soorten rozen en vruchten die hij in de nazomer feestelijk op lange tafels voor zijn kwekerij uitstalde voor al degenen die er graag de wandeling uit de stad voor overhadden.
Deze catalogi zijn tot op de dag van vandaag in gebruik gebleven, worden internationaal herdrukt en antiquarisch brengen ze tot een paar honderd euro op.
Vijftig jaar lang, van 1855 - toen hij als veertienjarige jongen in dienst was getreden bij den ouden heer Krook, te Amsterdam - tot 1905, het jaar waarin hij zich uit de zaken terug wilde trekken, was het leven van Galesloot één onafgebroken succesverhaal geweest. Hij was inmiddels een lokale beroemdheid - "Wie in Amsterdam had niet van Jac. P.R. Galesloot gehoord?" - en na de overdracht van Pomona - waarschijnlijk rond 1896/97 - aan het aannemersduo Van der Eijk en De Waal, mocht hij zich zeker als een man in bonis beschouwen.
Op zijn 54e, op 16 januari 1896²) was hij hertrouwd, met de 22 jaar jongere Johanna Frederika Neumeijer en in 1905 had het er alle schijn van dat niets zijn onbezorgde oudedag in de weg stond. Maar sinds dat jaar was het of het lot hem niet langer welgezind was en ik heb sterk de indruk dat van het moment dat hij zijn geluksgodin, de lieflijke Pomona, de rug toekeerde, hij met Johanna zijn Nemesis in huis haalde.
De laatste grote opdracht voor Pomona was de aanleg van rozenperken³) ter opluistering van het terrein van de Wereldtentoonstelling van het Hotel- en Reiswezen in 1895. Daartoe verrees op het huidige Museumplein, onder leiding van de gevierde architect Evert Breman, een compleet dorpje van oud-Hollandse huisjes en replica's van kenmerkende, Hollandse gebouwen. Bezoekers uit alle windstreken van Europa en uit Amerika stroomden toe, want al moest de auto nog aan zijn opmars beginnen, de ontwikkeling van het spoor en met name ook de stoomvaart had het reizen over aanzienlijke afstanden betrouwbaarder, comfortabeler en goedkoper gemaakt en daarmee binnen het bereik gebracht van een groeiende groep welgestelden met de luxe van vrijetijd. De wereldtentoonstelling markeerde de stormachtige ontwikkeling van het internationaal toerisme en van de eerste organisaties die daaraan mede vorm zouden geven.
Na de opheffing van Pomona verplaatst Galesloot zijn kwekerij naar Santpoort en vertrouwt de zorg ervan toe aan zijn twee compagnons. Zelf blijft hij wonen op Willems Parkweg 29, samen met zijn vrouw Johanna en Maria Gerarda, de pleegdochter²) uit zijn eerste huwelijk. Vrij kort na elkaar volgen dan twee verhuizingen, eerst (1897) naar Van Eeghenstraat 52 en in 1899 naar nr.75, een herenhuis, dat uit de grote erker, vóór de daar in datzelfde jaar door Van der Eijk en De Waal opgetrokken villa's (nr.80 en 82) langs, uitzicht bood op de grote vijver in het Willems Park. Wat zat daar achter?
Houwbrakenstraat, nu Willemsparkweg 29-35, gebouwd in opdracht van Jac. P.R. Galesloot; opgeleverd in 1884, architect H.J. Wigman.
De Van Eeghenstraat, parallel aan het park, was van meet af aan een toplocatie. Iets verderop, in een villa aan de parkzijde, woonde bijv. generaal Van Heutz, de Leeuw van Atjeh. Was Galesloot, die zich zijn leven lang om niets anders bekommerd had dan om zijn rozen en vruchtbomen en om de verbreiding van zijn beredeneerde snoeiwijzeº), op zijn oudedag opeens statusbewust geworden en had hij zich met zijn geld en door een huwelijk boven zijn stand toegang willen verschaffen tot de hogere kringen en het mondaine leven? Was Johanna voor hem wat Yolanthe Kabau van Kasbergen betekent voor een jongen als Wesley Sneijder? Het is mogelijk, maar in de beschikbare documenten is niets van persoonlijke aard over haar of haar leven te vinden.
Enig aanknopingspunt met haar mogelijke achtergrond zijn advertenties in Het Nieuws van den Dag, o.a. van 7 januari 1895*), waarin een makelaar L.J. Neumeijer panden ter veiling aanbiedt, en een vermelding van deze zelfde Neumeijer in een nota (1998) van de gemeente Amsterdam^), waarin hij wordt genoemd als een van de indieners (in 1912) van een plan om op het grondgebied van de gemeente Sloten (in 1921 door Amsterdam geannexeerd) ten westen van de Admiralengracht een wijk van 6000 woningen te bouwen voor "huishoudens die zich wat meer konden veroorloven." Ook duikt zijn naam op als een van de auteurs van een brochure") in verband met een concessie-aanvraag in 1897 voor de aanleg van een elektrische tramverbinding tussen Amsterdam en Zandvoort met een aftakking bij Halfweg naar IJmuiden.
Omdat het geen erg courante naam is, lijkt het aannemelijk te veronderstellen, dat Johanna Neumeijer uit een familie van makelaars-/projectontwikkelaars kwam, die gezien aard en omvang van de ingediende plannen over ruime middelen beschikte. Het zou verklaren, waarom Johanna relaties had in de bruisende wereld van bouwers en architecten van rond de vorige eeuwwisseling; waarom zij op haar 32e - mogelijk na een eerder huwelijk - een oudere man met geld trouwde en waarom ze niet rustte voordat hij haar een bij haar persoonlijke status passende woning had gegeven in een aanzienlijke buurt. Dan wordt ook duidelijk, hoe de wereldtentoonstelling van 1895, het prestigeproject van Evert Breman, voor Galesloot de toegang opende tot de wereld van het grote geld, het milieu van makelaars, architecten en opdrachtgevers, en het lijkt de perfecte gelegenheid voor hem om in contact te komen met een jongedame uit dat milieu, die gezien haar leeftijd niet al teveel pretenties meer mocht hebben, maar niettemin op zoek was naar een aantrekkelijke partij.#)
Toch lijken er spanningen te hebben geheerst in het kleine huishouden in het grote huis aan de Van Eeghenstraat 75. Dat mag blijken uit het feit dat Maria Gerarda in 1902 verhuisde naar Hoogeweg 2 in Watergraafsmeer, voor die tijd - afgezien van de paardetram over de Ceintuurbaan - niet bepaald om de hoek, maar wel bijna naast het kantoor van Bouwmaatschappij Pomona op nr. 8, waarvan ene De Waal directeur was en ene Van der Eijk commissaris.
Was het haar eigen wens geweest het huis van haar vader te verlaten, of had haar stiefmoeder er een hand in gehad en via haar relaties een woning ver uit de buurt gearrangeerd om zo van een kritische huisgenoot af te komen? Gebruikelijk was het toen niet dat een vrouw van 21 alleen ging wonen. Dat Galesloot daarin toestemde, zou kunnen betekenen dat ook hij de voortdurende wrijvingen tussen zijn vrouw en zijn dochter zat was en Maria Gerarda desnoods liever zag vertrekken, dan dat hij om harentwil elke keer zijn stem tegen Johanna moest verheffen. Johanna was gewend haar zin te krijgen en waarschijnlijk wond zij de oude Galesloot om haar pink en vond hij dat niet eens zo erg.
Als Johanna inderdaad zo'n vrouw was als ons voor ogen staat, een vrouw die in een huis als Van Eeghenstraat 75 op haar plaats is, een vrouw met een druk sociaal leven en die zich graag in de uitgaanswereld beweegt, dan kan Galesloot een paar jaar lang de tijd van zijn leven gehad hebben. Maar het kostte hem wel scheppen geld en in 1905 probeert hij dan ook zijn kwekerij in Santpoort over te doen aan zijn compagnons.
Helaas beschikten die blijkbaar niet over de middelen om hem uit te kopen, want eind 1906 daagt Galesloot hen voor het gerecht om op die manier tot ontbinding van de vennootschap te komen. Hij woont dan nog in de Van Eeghenstraat, maar teert in op zijn vermogen.
Dit lijkt niet meer de Galesloot van weleer, de man die zulke aardige presentaties gaf en enthousiast kon vertellen over zijn rozen en bijzondere vruchten als hij mensen rondleidde over zijn kwekerij. Van hem verwacht je niet dat hij zijn compagnons, met wie hij jaren heeft samengewerkt en die zijn levenswerk voortzetten, een proces aandoet. Maar mogelijk zag hij zich daartoe door geldgebrek genoodzaakt en wilde of kon hij Johanna niet bewegen haar flamboyante, te dure levensstijl op te geven.
Een paar jaar later, in 1910, kan Galesloot zich de kosten van het herenhuis in de Van Eeghenstraat echter niet langer veroorloven. Het paar verhuist in mei van dat jaar naar een dubbel benedenhuis in de Johannes Verhulststraat 164 hs, nog altijd ruim, maar niet meer op stand. Van een verwijdering tussen hem en Johanna zal toen al geruime tijd sprake kunnen zijn geweest.
Want met de zaken gaat het niet beter en in 1913 volgt de ontknoping. Op 5 november wordt de eens zo succesvolle Galesloot failliet verklaard. Een paar maanden later neemt hij alleen zijn intrek bij ene Wolff op de Oude Waal 6, een logement of pension.
Johanna laat zich niet meesleuren in zijn ondergang. Had zij - misschien al jaren - een verhouding met een bekende uit haar eigen milieu? Want op 22 april 1914 scheidt zij van Galesloot en betrekt drie weken later, op 15 mei, een statig pand aan de Prinsengracht 1101, vlakbij de Amstel, het toenmalig adres van haar oude vriend, de architect Evert Breman.
Toevoeging, 22 juli 2011
Het mag duidelijk zijn, dat het beeld dat ik hierboven oproep van Johanna Frederika Neumeijer, de tweede vrouw van Jac. Galesloot, van louter speculatieve aard is. Uit het commentaar van mevrouw Weilers - zie: Reacties - blijkt, dat speculatie tot spannende resultaten kan leiden, maar dat die weinig met de werkelijkheid te maken hebben. Waar ik moest gissen, beschikte zij over feiten. Na de scheiding van een oude en berooide Galesloot in 1914 trok Johanna in bij haar zuster, de vrouw van Evert Breman. Geen jarenlange, geheime verhouding dus, maar een stap uit nood geboren. Op een door mevrouw Weilers ter beschikking gestelde foto van het echtpaar in betere tijden komt Johanna ook zeker niet over als het frivole danstype dat ik van haar maakte. Integendeel, zij lijkt de ingetogenheid zelve.
Huldiging van het echtpaar Galesloot - ter weerszijden van het "pièce de milieu".
|