De familie Pasteuning
Het huwelijk van Emelia Maria Magdalena Pasteuning
met Joseph Hibbeln
Het Bruidspaar
Voor zover ik kon nagaan, was Emelia de enige dochter in een gezin met tien zoons. Haar geboortedatum krijg ik niet helemaal scherp. Volgens de steen naast de winkeldeur op de Willemsparkweg, door haar op 21 juli 1893 onthuld, was zij toen vijf jaar en tien maanden. Zij zou dus eind september 1887 geboren moeten zijn. In de huwelijksakte van 13 oktober 1909 staat echter als leeftijd 21 jaar vermeld, hoewel zij toch zo'n twee weken voor haar bruiloft 22 moet zijn geworden.
De tekst op de gevelsteen bevat een foutje: haar eerste voornaam was niet 'Emalia', maar 'Emelia', officieel en vlgs. familieberichten in de krant. Bij de feestelijke onthulling zal dat voor enige consternatie gezorgd hebben, maar blijkbaar tilde haar vader, Bart Pasteuning, er niet al te zwaar aan. Bedong hij een korting bij de steenhouwer?
Ook de bruidegom, Joseph Hibbeln, 23 jr., kwam uit een gezin met overwegend zoons. Hij had vier oudere broers en een zuster, Maria Theresia, die echter al op 13 april 1903 overleden was, 22 jr.
de Telegraaf, 16 april 1903
In hetzelfde jaar, op 12 december 1903, was ook hun vader gestorven, Wilhelm Hibbeln †, 56 jr.
Het Nieuws van den Dag, 15 december 1903
Hij was de grondlegger geweest van het familiebedrijf, waar de Hibbelns hun rijkdom aan dankten, de fabricage van en handel in gasverlichtingsartikelen, armaturen, lampenglas en 'gaskousjes', een uitvinding uit 1886, die een heel nieuw licht wierp op het leven binnenshuis.
Een kleinzoon, Mr. J.G. [Joop] Hibbeln, heeft in 1995 een boekje over zijn grootvader gepubliceerd onder de titel "De Glasmof".
Uit het familiearchief
Emma's geboortedatum was 27 oktober 1887. Bij de steenlegging op 21 juli 1893 was zij dus 5 jaar en krap 9 maanden, geen 10. Iemand moet zich verteld hebben en de steen liet zich niet corrigeren.
Ook de hierboven aangegeven gezinssamenstelling klopt niet helemaal. Afgezien van een vroeg overleden († 1871) halfzusje uit haar vaders eerste huwelijk, zou Emma een oudere zuster gehad hebben, als die niet al een paar dagen na haar geboorte (1875) was overleden.
Het aantal broers (10) is wél juist, een uit het eerste huwelijk en negen uit het tweede, waarvan twee jonger dan Emma. Van de negen stierven er echter vier op jonge leeftijd en een op z'n 18e, allen vóór 1900.
Bij haar huwelijk in 1909 had Emma dus een halfbroer en vier broers over.
Ben je hier verzeild via een externe link?
Begin dan op 'de kleine van Bree'
Emma's huwelijk (akte) met Joop, zoals ze in familiekring genoemd werden, kwam overigens niet uit de lucht vallen. Zij kenden elkaar al van kinds af aan. Bart Pasteuning had nl. van 1881 tot 1893 een kruidenierszaak in de (Eerste) Boerhaavestraat Nº 9 (winkel ± 1883 en nu StreetView), en in die periode woonde de fam. Hibbeln in dezelfde straat op Nº 4, met op Nº 6 de smederij (Bird's Eye View).
Het Nieuws van den Dag, 25 juni 1889
De Hibbelns lieten hun boodschappen bezorgen door Pasteuning en wie weet, werd de winkel wel verlicht met de gaslampen van Hibbeln. Hun zoons waren van dezelfde leeftijd, dus die zullen wel met elkaar op straat gespeeld hebben, bij de Amstel en aan de andere kant langs de Rhijnspoorlijn (overigens een klant van Hibbeln) en bij het Weesperpoortstation.
Ook nadat Pasteuning zijn kruidenierszaak naar de Parkweg had verplaatst (1894), bleven zij contact met elkaar houden. Toen Wilhelms tweede zoon, Wilhelm Victor Heinrich Hibbeln, in 1898 trouwde (uittreksel akte), was Bart Pasteuning één van de getuigen. Zijn handtekening staat op de huwelijksakte onder die van de oudste broer, Johannes Hibbeln.
De foto
Indeling tekst
Onderstaande, interne links zijn te gebruiken op lap- en desktops. Tabletgebruikers kunnen beter swipen.
– op de voorste rij
– de fam. Hibbeln
– de broers Pasteuning
– de ooms Pasteuning
– de Van Rossums
– Emma en Joseph
– Anna en Joseph
– de kinderen
Addenda
1. De allereerste Pasteuning
2. De zaken van BCH
3. Een ondergeschoven broer
Zittend op de voorste rij
De bruidsmeisjes sla ik even over, al heb ik voor elk een suggestie wie zij geweest kunnen zijn.
Naast het linker bruidsmeisje zitten de ouders van de bruid, Bartholomeus Cornelis Hermanus [Bart] Pasteuning (1845–1915), en zijn tweede vrouw, Geertruida van Rossem (1847–1920). Zij waren in mei 1874 getrouwd (akte), nadat Barts eerste vrouw (huw. akte 1869), Helena Anna Arents, het jaar daarvoor op jonge leeftijd gestorven was. Zij liet hem achter met hun eerste zoon, Antonius Bartholomeus, geb. 21 dec. 1871 (bev. reg). Hun eerste dochter was toen al overleden.
Deze 'oom Anton', halfbroer van de bruid en van al haar eigen broers, zit op de meest linkse stoel. Tussen hem en zijn vader in zit zijn vrouw, Elisabeth Sofie Betty Hasselbach, roepnaam Betty, geb. 9 okt. 1876 in Osnabrück. Zij waren op 30 aug. 1899 in Amsterdam getrouwd (akte).
Anton was winkelier. Hij had een kruidenierszaak in de Cornelis Schuijtstraat Nº 17, op de hoek van de Van Bree, maar werd later grossier in kappersartikelen, o.a. het scheerzeepassortiment van 'De Vergulde Hand'.
Hun oudste zoon, geb. op 12 juli 1900 (krant), noemden zij voluit naar zijn grootvader: BCH, Bartholomeus Cornelis Hermanus. Hij moet een zwakke gezondheid hebben gehad en kreeg later TBC, waaraan hij op 12 aug. 1928 bezweek (krant) in een Kurort in Davos-Platz. Anton en Betty woonden toen in Den Haag (StreetView), na voorheen in Naarden en Baarn te hebben gewoond.
Anton zelf overleed in Delft, op 30 dec. 1952, 81 jr, op het adres Spoorsingel 63 (StreetView).
Overlijdensbericht, De Tijd, 31 december 1952
Uit het familiearchief
Helena Anna Arents, geb. 28 aug. 1850, dochter van een beurtschipper 'van Amsterdam op Groningen', schonk Bart eerst een dochter, Maria Christina Pasteuning, 29 sept. 1870. Die stierf echter binnen een jaar, 13/16 aug. 1871.
Helena zelf kwam op 15 maart 1873 te overlijden. Bart hertrouwde in mei 1874, met inachtneming van de gebruikelijke rouwperiode van ten minste een jaar.
Zoon Anton en Betty kregen vier kinderen. Hun tweede zoon overleed op z'n vijfde (1907). Betty stierf in de oorlog, op 5 maart 1944 in Delft, na opname in het Hippolytus Ziekenhuis aldaar.
Barts tweede vrouw, Geertruida van Rossem, geb. 15 maart 1847, dochter van een landbouwer uit Hagestein (kaart), die later naar Driebergen was verhuisd, kreeg ook eerst een dochter, op 21 jan. 1875. Zij noemden haar Maria Helena Pasteuning, een gebaar naar Barts eerste vrouw, maar ook deze eerste dochter overleed jong, al drie dagen na haar geboorte.
Bij zijn tweede huwelijk in 1874 was Bart volgens de akte werkzaam als zeepziedersknecht, maar twee jaar later, na de geboorte van zoon Gerrit (Gerardus Bartholomeus) besloot hij voor zichzelf te beginnen. Op Marnixstraat 19, bij de brug naar het Haarlemmerplein (kaart – nu nieuwbouw, maar zie deze oude stads-plattegrond), opende hij zijn eerste kruidenierswinkeltje. Hij was toen 31.
Zie voor een overzicht de STAMBOOM Pasteuning.
De familie Hibbeln
Naast het rechter bruidsmeisje zit de wed. Hibbeln, Elisabeth Held. De man naast haar moet haar oudste zoon Jan, Johannes, zijn (een foute concusie) *), die met zijn imposant fysiek en verreweg de weligste snor van de familie de plaats van zijn in 1903 overleden vader Wilhelm inneemt. Jan was in 1909 35 jaar, maar nog ongehuwd. Trouwen zou hij pas op zijn 39e, op 2 febr. 1914 in Tilburg met Anna Maria Augusta Brüning, 29 jr. (uittreksel akte), maar toen was zijn moeder al overleden.
*) Dat deze man Jan Hibbeln moest zijn, leek een voordehandliggende conclusie, al kostte het mij moeite diens leeftijd van 35 jr te rijmen met zijn uiterlijk. Deze man was een stuk ouder. Een mail uit Amerika van een ver familielid maakte duidelijk, dat dit heel iemand anders was, een onbekende, hoewel niet zomaar iemand, anders had hij niet zo'n prominente plaats gekregen; misschien een broer of zwager van de wed. Hibbeln?
Volgens de Amerikaanse bron stond Jan Hibbeln wél op de foto, maar achteraan in het midden. Die man hadden wij voor Jan Pasteuning aangezien, de jongste broer van Bart, Emma's vader. Als díe Jan op de foto zou ontbreken, zou dat ook weer te denken geven, want diens vrouw, Catharina Holthuijzen, was er wel bij en die zou dan (hoogsttoevallig) niet naast haar eigen Jan op de foto staan, maar pal naast Jan Hibbeln! – zie aldaar
Jan was in zijn jeugd blijkbaar gegrepen door de opkomende wielersport. Rond z'n 20e nam hij zelf deel aan verschillende koersen in Noord-Holland, bij Hoorn – daar reed ook Jaap Eden in mee – Beemster en Edam. Jan was geen 'kampioen', maar goed voor een derde of vierde prijs. Het jaar daarop, in 1895, vinden we hem in de organisatie, als baancommissaris bij koersen in Amsterdam.
Zijn moeder, Elisabeth Held, voluit Maria Elisabeth, werd ca. 1849 geboren en trouwde in 1870 met Wilhelm Hibbeln, die toen al een paar jaar vanuit Westfalen in Nederland rondtrok om zijn lampenglazen aan de man te brengen. In 1874 had hij voor opslag een boerenschuur in Posthoorn (krant) in gebruik, een gehucht bij Zwolle. Volgens de auteur van het aan hem gewijde boekje vestigde Wilhelm zich al in 1869 in Amsterdam, maar zijn vrouw liet hij blijkbaar voorlopig in Duitsland achter, want zijn twee oudste zoons, van 1874 en 1876, werden allebei nog in Kleinenberg (kaart) geboren. Pas de derde zoon, Carl Heinrich (later Carel), kwam in 1878 in Amsterdam ter wereld en de volgende vier kinderen ook, dus zal Elisabeth omstreeks 1877 naar Amsterdam zijn verhuisd. Aanvankelijk woonde het gezin in de Boerhaavestraat, waar Wilhelm in 1878 een pakhuis en twee woonhuizen liet bouwen. In 1890 woonden zij 'om de hoek' (krant), op de Weesperzij Nº 18 en ten slotte betrokken zij het grote huis op Weesperzij Nº 71. Daar overleed Elisabeth op 24 mei 1912, 63 jr oud († akte).
De Tijd, 28 mei 1912.
Rechts van de onbekende (niet Johannes) zitten zijn twee jaar jongere broer Wilhelm Victor Heinrich en zijn vrouw Ida Anna Susanna Wesling, allebei 33 jaar oud en – bijzonder voor deze generatie – al op hun 22e getrouwd. Hoewel hij sinds 1877, van kinds af, in Nederland woonde, liet zijn naturalisatie lang op zich wachten. Pas op 22 april 1921 kreeg Wilhelm Jr. het Nederlands staatsburgerschap. Nieuwe wetgeving van na WO I had dit noodzakelijk gemaakt. Daarvóór was nationaliteit niet zo belangrijk; als je je maar inschreef bij de Burgerlijke Stand en op tijd belasting betaalde, maakte het niet uit waar je vandaan kwam. Dat veranderde, toen er aan 'nationaliteit' rechten verbonden werden: kiesrecht, recht op uitkering en pensioen.
Staatscourant, 23 april 1921
Het was niet zo simpel de twee jongere broers tussen de bruiloftsgasten te vinden. Ze waren allebei nog vrijgezel, maar die twee besnorde heren boven het rechter bruidsmeisje kwamen niet in aanmerking: te oud. Daarom dacht ik de broers aan de rechter kant op de tweede rij te moeten zoeken, maar ook hier bleek de werkelijkheid anders dan verwacht. Het was niet Pasteunings links, Hibbelns rechts. De families zaten enigszins door elkaar en de man met de volle, zwarte snor, die ik eerst voor een Hibbeln aanzag, was een Pasteuning.
Op 14 mei 1919 trouwde Carl Heinrich, toen 40 jr, met Catharina Maria Vallée, 32 jr (akte).
Bij dit huwelijk traden geen familieleden als getuige op, ook niet van de kant van de bruid. Carel hield het blijkbaar liever bescheiden en had een vriend meegenomen, de kunstenaar Frans Lissone, levensgenieter en mede-eigenaar van het gelijknamige reisbureau. Grote kans dat hij de huwelijks-reis had geregeld.
Alg. Handelsblad, 14 mei 1919
En een dag later, 15 mei 1919, trouwde Heinrich Carl, 36 jr, met de Amsterdamse juweliers-dochter Petronella Wilhelmina Cornelia Gerdes, 24 jr (akte), wier vader, Ferdinand Richard Gerdes, koopman en fabrikant was in diamant. De familie woonde aan het Sarphatipark Nº 125.
Alg. Handelsblad, 15 mei 1919 – en de Telefoongids van 1920
Als getuigen bij dit huwelijk tekenden de bruidegoms oudste broer, Johan Hibbeln, en een zwager van de bruid, Johan Gerrit Nicolaas Eweg, ook een diamantair. Ik herinner mij een juwelier Eweg in de jaren '70 en '80, met zaken in de Beethovenstraat en in de P.C.
Het echtpaar Hibbeln–Gerdes ging in Wageningen wonen, waar Heinrich Carl in 1920 investeerde in de sigarenfabriek G. Gerdes & Co. Naar gasverlichting was sinds de opkomst van elektra nauwe-lijks nog vraag en de gebroeders Hibbeln zochten naar andere bronnen van inkomsten.
Staatscourant, 20 maart 1920
De onderneming noch het huwelijk was echter een lang leven beschoren. Heinrich Carl leed aan zwaarmoedigheid en op een dag in januari 1921 sprong hij van de pier in Scheveningen. Zijn lichaam spoelde aan bij Egmond a/Zee en werd daar gevonden op de ochtend van 23 januari 1921. Hij werd 38 jr oud († akte).
Overlijdensadvertentie, de Telegraaf, 26 januari 1921
Zijn weduwe hertrouwde op 14 juni 1923 (akte) met een plantagehouder uit Bandoeng, Ned. Oost-Indië, zoon van een Amsterdamse diamantslijper. Haar zwager Eweg trad ook bij dit huwelijk op als getuige.
De broers Pasteuning
De trouwfoto van Joseph en Emma kreeg ik van Otto Pasteuning en op zijn aanwijzing kon ik drie van de broers benoemen, althans, dat dacht ik. Zelf vond ik de andere twee, toen het mij duidelijk werd, dat er van de tien broers al vijf vóór 1900 overleden waren. Maar omdat de uitgangspunten niet deugden, kwam ik bij het bepalen van de wie-is-wie volledig verkeerd uit.
Afgezien van Anton, hierboven al behandeld, ontdekte ik dat er van de vier overige broers in 1909 maar één getrouwd was. Ik vermoedde, dat hij en zijn vrouw het echtpaar moesten zijn, dat op de foto recht achter het bruidspaar staat.
Dat bleek een foute veronderstelling. De getrouwde broer Pasteuning, de man met de ferme, zwarte snor, zit op de tweede rij rechts tussen de schoonfamilie. Het lijkt, alsof de vrouw achter hem haar armen om zijn hals geslagen heeft, maar dat is gezichts-bedrog veroorzaakt door de grote pluim op de hoed van Ida voor hem. Zijn eigen vrouw zit rechts naast hem. Wie de vier vrouwen naast en achter hen zijn, valt moeilijk te zeggen.
Deze broer was Jan, Johannes Hermanus Pasteuning, geb. 29 dec. 1878. Hij had in juli 1898 het examen boekhouden afgelegd en was kantoor-bediende. Op 10 juli 1907 was hij in Keulen voor het altaar getrouwd (uittreksel huw. akte Nº 144, pag.1 en pag. 2) met Franziska Kunz, kostuum-naaister, op 19 febr. 1881 geboren in Malstatt-Burbach (Saarbrücken, kaart), als dochter van een wisselwachter. Bij hun trouwen waren haar beide ouders al niet meer in leven. Jan en Ciska hadden dit kerkelijk huwelijk op 24 juli 1907 in Amsterdam laten legaliseren en woonden op Willemsparkweg 11 boven de winkel.
Uit het familiearchief
Het huwelijk van Jan en Ciska was voor iedereen een verrassing geweest. Jan had er met niemand over gesproken en was stiekem naar Ciska in Keulen afgereisd om daar te trouwen. Was hij bang geweest, dat zijn ouders geen toestemming voor dit huwelijk zouden geven, omdat Ciska van huis uit niet Rooms-Katholiek was, maar Evangelisch-Luthers? Of verwachtte hij bezwaren van andere aard?
In een document met achtergrondinformatie over Ciska vond ik het volgende:
Het maakte haar blijkbaar niet uit om Rooms te trouwen. Zij had geen ouders meer en was in het voetspoor van haar jongere zuster Louise in 1904 uit Saarbrücken naar Amsterdam – inschrijving Vreemdelingenregister – gekomen, waar zij werk had gevonden als naaister. Zij had twee jongere zusters, een tweeling, geboren op 13 mei 1883 en beiden werkzaam in de horeca. Eén daarvan, Maria Martha, was op 17 maart 1905 naar Rotterdam vertrokken en Ciska was haar op 5 april gevolgd. Zij woonden in bij F. Molsen, "Franziscanerbrau", Hoogstraat 225, en werkten daar als serveersters. Blijkbaar beviel de nieuwe werkkring niet, want Ciska keerde op 28 april 1905 al weer naar Amsterdam terug en haar zuster volgde op 30 mei.
De andere tweelingzuster, Louise Maria, werkte tot begin 1908 in Hamburg. Van 17 feb. tot 12 juni 1908 was zij buffetjuffrouw (intern) in Rotterdam, bij Rest. "Zum Löwenbrau" van I.A.R. Muhs, Hoogstraat 353 en daarna kwam ze ook naar Amsterdam.
Stadsarchief Rotterdam, pag. 30 en de Telefoongidsen 1905 en 1906
Van Jan en Ciska zijn geen kinderen bekend. Jan overleed op 14 nov. 1932 op Ruysdaelstraat 25. Ciska overleefde hem bijna 35 jaar. Zij stierf op 6 feb. 1967 op J.J. Cremerplein 341 (rouwkaart).
Het is maar al te verleidelijk van onbekenden die op een foto naast elkaar staan, aan te nemen dat zij bij elkaar horen. Zo kwam ik ertoe de man en de vrouw achter het bruidspaar als een paar te zien, wat tot de conclusie leidde, dat zij broer Jan en Ciska moesten zijn.
Het kwam niet bij me op, dat die nog jonge vrouw ook bij de al wat oudere heer rechts van haar kon horen en dat de broer gewoon in z'n eentje op de achterste rij stond. En het kwam zeker niet bij me op, dat hij broer Frans kon zijn, want Frans, zo had ik in de toelichting bij de foto meegekregen, was degeen, die links op de foto voor de dikke boom stond tussen de twee jongedames in.
Het kostte Leo Mathot, de beheerder van het familie-archief, dan ook enige moeite mij ervan te overtuigen, dat dit allemaal onjuist was. Het was wel degelijk broer Frans, die boven de bruidegom uittorende.
Frans Pasteuning, Franciscus Hendricus, was geboren op 28 aug. 1883 (krant) en had rond 1900 in het eerste elftal van Ajax gespeeld, een clubje dat in 1895 in Nieuwer-Amstel was opgericht door o.a. een mr. Harbord, die in 1900 op Van Bree-straat 14 zou komen wonen. Een foto van dat eerste elftal heeft jaren bij Pasteuning in de etalage gestaan en was ook al hier op de site te vinden.
Toen Ajax landelijk succes ging boeken, straalde de glorie ook af op Frans. In familiekringen werd en wordt hij nog altijd aangeduid als "de Ajaxied", op z'n Amsterdams met een 'x'.
Aan een huwelijk moest Frans in 1909 nog niet denken. Hij was toen 26 en werkte als handelsreiziger, een nogal uithuizig beroep. Hij trouwde op 29 maart 1917, 33 jr, (akte) met Wilhelmina Johanna Berendina Kammelaar, 25 jr, uit Sleeuwijk/De Werken (kaart) en net als bij Ciska, waren ook háár ouders toen al overleden.
De enige broer op de trouwfoto, aan wie geen twijfel kon bestaan, was de – na halfbroer Anton – oudste broer Gerrit. Die staat op de tweede rij recht achter zijn ouders, maar wie is Leo? Die was als jongste van de vijf overgebleven, doordat alledrie de broertjes die na hem geboren werden, al op jonge leeftijd gestorven waren. Mij leek de jongeman die schuin achter Gerrit staat, een potentiële kandidaat, meer dan de man die als enige geen hoge zije draagt, helemaal links op de rand van de foto. Volgens Otto was dat oom Leo, maar gelet op dat petje, zijn lange voorschoot en die 2 op zijn revers moet het een kelner geweest zijn, kelner nr. 2.
De broer voor de boom links nam ik niet in overweging. Dat was immers Frans, 'de Ajaxied', maar achteraf bleek dat allemaal onjuist. Het was wel degelijk broer Leo met rechts van hem zijn nicht *), Jeanne van Rossum. De juffrouw links van hem kon niet worden geïdentificeerd en de man tussen Jeanne en broer Gerrit evenmin, misschien een Van Rossum, een broer van Jeanne.
__________
*) Na de groepsfoto werden de gasten ook afzonderlijk, of in paren vastgelegd, hier Leo Pasteuning, 24 jr, en zijn nicht Jeanne, 18jr, officieel Adriana Anthonia, een dochter van Bart van Rossum. In 1915 zou zij trouwen met ene Frans Geijtenbeek – zie de STAMBOOM Hibbeln/Van Rossum.
Leo, voluit Leo Willem, kreeg bij zijn geboorte op 20 febr. 1885 van zijn vader een advertentie in het Alg. Handelsblad, waarin hij met plaatsvervan-gende trots aan de wereld werd gepresenteerd als "de zevende zoon". Bij de telling was halfbroer Anton inbegrepen en op dat moment waren de andere zoons allemaal nog in leven.
Leo hielp samen met zijn oudste broer in de winkel. Hij trouwde op z'n 28e, op 4 sept. 1913, met Elisabeth Wilhelmina Gribling, 21 jr, (krant en huw. akte). Behalve zijn ouders, Bart inmiddels 68 en Gerritje 66 jr, tekende ook broer Frans mee op de akte. Die was intussen 30.
Elisabeth moet direct zwanger zijn geraakt. Hun kind, een zoon, werd bijna exact negen maanden na hun bruiloft geboren, 6 juni 1914, en werd B.C. genoemd – Bartholomeus Cornelis.
Burg. Stand, Alg. Handelsblad, 10 juni 1914
Hij was echter niet levensvatbaar en stierf zes dagen later.
Burg. Stand, Alg. Handelsblad, 16 juni 1914
Het paar kreeg daarna geen kinderen meer. Leo werd 87 jr, Elisabeth 95.
Gerrit, Gerardus Bartholomeus (1876–1939), was aanvankelijk niet aan trouwen toegekomen. Hij werkte in de winkel en was al 37 (mil. reg.), toen hij – ook in 1913 – in het huwelijk trad (krant) met de 22-jarige Catharina Johanna Nijman (uittreksel en akte). Behalve door zijn vader, werd de akte ook ondertekend door halfbroer Anton en zwager Joseph Hibbeln.
Als oudste zoon zou Gerrit later de zaak overnemen, toen zijn vader op 70-jarige leeftijd stierf.
Op maandag, 1 november 1915, Allerheiligen, liep Bart Pasteuning op het Damrak en werd daar plotseling 'door den dood overvallen'.
De Tijd, 4 november 1915 – dankwoord namens de parochie van O.L.V. v/d Allerh. Rozenkrans / Obrechtkerk.
Gerrit en Cato, de roepnaam van Catharina, gingen boven de winkel wonen en kregen 12 kinderen. Hun geschiedenis is te lezen op de Pasteuning website.
Van de vijf zoons van Bart Pasteuning die voor-tijdig overleden, was Hermanus Franciscus de laatste. Hij werd op 17 dec. 1880 geboren (uittreksel bev. reg.) en was, toen zijn zusje Emma in 1909 trouwde, al ruim tien jaar dood.
Als 14-jarige jongen was hij in juni 1895 naar Ginneken/Bavel bij Breda (kaart) vertrokken om er te werken als banketbakkersknecht (bev. reg., 3e regel). Ik heb geen enkel aanknopingspunt voor dit opmerkelijke 'leerjaar' – Gods wegen zijn ondoorgrondelijk – maar mogelijk had meneer pastoor connecties in deze contreien?
Na een jaar keerde Herman terug naar Amsterdam en daar zal hij een paar jaar gewerkt hebben tot hij werd opgeroepen voor militaire dienst. Hij was gelegerd in Kampen en overleed daar op 22 mei 1899 (uittreksel bev. reg.), 18 jr oud, op het adres Vloeddijk Nº 168 (StreetView), waar in die tijd het militair hospitaal stond. De doodsoorzaak wordt niet vermeld (akte).
De ooms Pasteuning
De ouders van Bart Pasteuning waren Bartholomeus Pasteuning (1816–1882), koorn-drager, en Maria van Leunen (1819–1884), dochter van een wagenmaker. Zij waren in 1844 in Amsterdam getrouwd en zullen waarschijnlijk ook een dozijn kinderen hebben gehad, maar toen Maria in 1884 stierf, waren daar, behalve Bart, alleen nog haar twee jongere zoons, Frans en Jan, van in leven. De laatstovergebleven dochter, Cornelia Johanna Pasteuning, was juist in datzelfde jaar, anderhalve maand voor haar moeder, gestorven, 35 jr oud. Zodoende vinden we in de overl. advertentie, die Bart bij zijn moeders dood plaatste, alleen de namen van zijn twee broers vermeld en van de weduwnaar van zijn zuster, A.A. Schuwer, een levenslange pakhuisknecht.
Bart had toen sinds een paar jaar zijn winkel in de Boerhaavestraat Nº 9 en wellicht was zijn moeder na zijn vaders dood (juli 1882) bij hem in getrokken. Het lijkt mij niet uitgesloten, dat zij de oude vrouw is, die links op de foto op de Pasteuning website staat, wat zou betekenen, dat die foto ca. 1883/84 genomen moet zijn.
Op de foto van de bruiloft van Emma en Joseph in 1909 vonden we maar één van haar ooms. De oudste, oom Frans, Franciscus Bernardus Pasteuning (1852–1936), staat op de achterste rij, achter het linker bruidsmeisje, met naast hem zijn vrouw Anna Brigitta Henrica Priessen (1848–† < 1936). Toen zij in 1880 trouwden, was Frans likeurstokersknecht en ik vond van hem een vergunnings-aanvraag uit feb. 1885 voor de verkoop van sterke drank op Kerkstraat 143 (StreetView).
Een paar jaar later verhuisden zij naar Loenen a/d Vecht, waar ze een eigen distilleerderij en vruchtensapfabriek begonnen en ook kamers verhuurden aan vakantiegangers. Frans adverteerde landelijk, niet alleen om zijn produkten aan de man te brengen, maar ook om van de gebruikte citroenschillen en "de raps" [sic] af te komen en van kisten vol geschilde citroenen.
In 1896 was hij in de omgeving ook als makelaar actief en in 1897 lijkt hij eindelijk zijn stiel te hebben gevonden: als getuige bij het tweede huwelijk van zijn broer Jan geeft hij als beroep op 'bierslijter'.
Frans had zich in die tijd ontfermd over zijn dertien jaar jongere broer Jan, Johannes Pasteuning (1865–1922, niet afgebeeld), die toen een moeilijke periode doormaakte. Bij Frans en Anna in Loenen kreeg Jan onderdak en opvang voor zijn dochtertje, en ook een nieuwe baan als bottelier.
Jan woonde rond z'n 25e in de Johannastraat in Arnhem met Rosina Christina Hummeling en werkte als slager. In nov. 1891 trouwde hij met haar, nadat zij kort daarvoor bevallen was van een dochter (akte – kies daar pag. 374). Bij hun huwelijk werd dit kind, Bertha Grada Maria Hummeling, geëcht en heette voortaan Pasteuning (akte – kies daar pag. 376 e.v.).
Twee jaar daarna baarde Rosina een levenloos kind en stierf zelf twee weken later (22 sep 1893). Jan was toen agent bij de Arnhemse politie, maar niet lang na Rosina's dood moet hij naar Loenen zijn vertrokken. Daar trouwde hij in 1897 met Catharina Johanna Holthuijzen, een in Loenen geboren kleermakersdochter, die in Loosdrecht woonde. Daar ging het paar ook wonen, maar toen Jans oudste dochter Bertha in 1915 trouwde, woonde het hele gezin in Amsterdam en was Jan daar volgens de huw. akte 'koffiehuishouder'. Over de tussenliggende periode van bijna 20 jaar kwam ik geen berichten tegen, behalve dat het gezin in Loosdrecht snel inburgerde. Jan was in dec. 1900 lid van een commissie, die geld inzamelde voor de aanbieding van een 'nationaal huldeblijk' voor H.M. de Koningin.
de Gooi- en Eemlander, 1 december 1900
In Loosdrecht had Catharina twee zoons en twee dochters gekregen. De oudste zoon trouwde in 1925 in Amsterdam; Jan was toen al over-leden († 1922). Broer Frans, inmiddels 71, was wel aanwezig en tekende de akte mee als getuige, zoals hij tien jaar eerder ook bij het huwelijk van Bertha had gedaan.
Deze Bertha overigens, was in oktober 1909 bijna 18 jaar en zou bij het huwelijk van Emma best eens een van de bruidsmeisjes geweest kunnen zijn. Emma had geen zusters en aan de Pasteuning-kant was Bertha de enig overgebleven nicht die voor die rol in aanmerking kwam. Was Bertha wellicht het linker bruidsmeisje op de trouwfoto van Emma?
Van Jan waren geen foto's voor vergelijking beschikbaar, dus het viel niet mee hem op de trouwfoto met zekerheid aan te wijzen. Ten slotte zag de familie-archivaris echter, dat de vrouw recht achter de bruid Catharina Holthuijzen moest zijn. Hij had een foto van haar op latere leeftijd en de gelijkenis was treffend. Jan moest dan de rijzige heer rechts van haar zijn en eigenlijk lag dat ook wel voor de hand. Samen met zijn broer Frans en echtgenote vormde hij de achterste rij, met tussen de paren in hun neef Frans, 'de Ajaxied'. Ik had de vrouw in het midden onbewust aan de jongere man links van haar gekoppeld en was verrast, toen oom Jan opeens van rechts uit de schaduw trad. *)
De Van Rossums
Nu blijft er nog één echtpaar over, het stel dat op de achterste rij rechts van het bruidspaar staat. Volgens Otto heette deze man 'Van Rossum'. Dat maakt hem tot Emma's oom, een broer van haar moeder, Geertruida van Rossem. Het verschil in spelling zagen we al in Bart Pasteunings en Geertruida's, trouwakte van 29 mei 1874 – (kies daar pag. 11). De originele naam is 'Van Rossum'. Zo schreven alle familieleden hem, alleen haar vader Gerrit spelde zijn naam soms met een 'u' en soms met een 'e'. Bij de geboorteaangifte van Geertruida koos hij voor 'Van Rossem' en toen dat eenmaal was vastgelegd, reisde die naam met haar mee naar Driebergen en naar Amsterdam.
Zo werd zij tussen alle Van Rossums officieel de enige Van Rossem, al maakte dat haar weinig uit. Als er iets te tekenen viel, schreef zij 'G v Rossum', haar leven lang.
Geertruida had (ten minste) vier jongere broers en ze werden later allevier koetsier. Eén van hen heette Bart van Rossum en die trok als eerste naar Amsterdam en trouwde daar op z'n 31e met Melina Spijkhoven (ook gespeld 'Meliena'), op 26 nov. 1885 (uittreksel akte). Die eenmalig foute spelling bleek in de archieven nu net cruciaal voor het vinden van hun dochter Johanna Hendrika van Rossum, geboren in Driebergen op 26 dec. 1893 (geb. akte). Haar roepnaam was Annie en op de bruiloft van Emma Pasteuning in oktober 1909 was zij bijna 16. Als zij het rechter bruidsmeisje was geweest, had me dat niet verbaasd, of anders een van haar oudere zusters – die waren toen nog ongehuwd, maar helaas valt dat niet aan te tonen met materiaal uit het familiearchief.
Haar moeder, Melina Spijkhoven, geb. 13 aug. 1860 (geb. akte), ontvluchtte op haar 17e het streng gereformeerde milieu in haar geboortedorp Leersum (kaart), nadat zij op eerste kerstdag 1877 bevallen was van een buitenechtelijk kind, een zoon (geb. akte), die zij Melis noemde, naar haar vader. Terwijl zij in Amsterdam als dienstbode werkte, stierf het kind, dat bij familie was achtergebleven, bijna negen maanden later. Zo staat het in de overlijdensakte – kies daar pag. 6, akte nr. 13.
Jaren later ontmoette zij in Amsterdam Bart van Rossum en na hun bruiloft, 26 nov. 1885, waarbij de fam. Pasteuning ook present was – zwager Bart Pasteuning tekende de huw. akte mee als getuige – verhuisden zij naar Doorn, dichtbij Leersum, waar hun eerste zoon (1886) en dochter (1887) geboren werden. Daarna vestigden zij zich in Driebergen, waar het gros van de familie Van Rossum woonde. In totaal kregen zij elf kinderen, een laatste nog in 1903. Bart had het beroep van koetsier inmiddels verruild voor dat van caféhouder.
Ik vroeg mij af, of Melina hem ooit verteld heeft van haar eerste kind en zo ja, wanneer? In die tijd konden zulke dingen nog geheim blijven, maar heel Leersum wist er natuurlijk van en Doorn lag maar 9 km verderop... De beheerder van het fam. archief kon mij echter verzekeren, dat de hele familie op de hoogte was van Melina's eerste kind en dat niemand daar moeilijk over deed, in tegenstelling tot haar eigen familie.
Bart van Rossum werd 66. Hij stierf op 25 jan. 1921 (akte - kies daar pag. 8, akte nr 6) op het adres Loolaan 17 in Driebergen (StreetView). Zijn vrouw Melina overleefde hem ruim twintig jaar. Zij overleed in 1942 in Nijmegen, op haar 82e (†akte), adres Dominicanenstraat 17 (StreetView).
Haar overlijdensadvertentie, geplaatst door haar oudste zoon, Gerardus Jozephus Marie van Rossum (1886), leverde nog een verrassing op. Hoewel Bart van Rossum in alle akten officieel als 'Bart' vermeld staat en hij altijd tekende met 'B v Rossum', bleek zijn echte voornaam, waarschijnlijk zijn doopnaam, 'Lambertus' geweest te zijn.
Advertentie, De Tijd, 14 december 1942
Het leven van Emma en Joseph
Kleermaker Paul Siemer, die tussen 1910 en 1921 op Van Breestraat 50 gevestigd was, althans zijn weduwe, stemde haar mode af op "jonge, gehuwde vrouwen". Zij specialiseerde zich in positiekleding en met haar eufemistische omschrijving bedoelde ze "zwangere vrouwen".
Bijna alle vrouwen in die tijd raakten in het eerste jaar van hun huwelijk zwanger en afhankelijk van hun constitutie en andere persoonlijke factoren, was het daarna gemiddeld elke anderhalf jaar raak tot ze over de veertig waren, als ze die leeftijd al haalden.
Geertruida van Rossem was 27 toen zij in mei 1874 met Bart Pasteuning trouwde. Zij kregen elf kinderen, het eerste in jan. 1875, het laatste in febr. 1891, toen zij bijna 44 was.
De vrouw van haar oudste zoon Gerrit Pasteuning (1876–1939), Catharina Johanna Nijman, was 22 toen zij in 1913 trouwde. Zij zette tussen 1914 en 1931 twaalf kinderen op de wereld.
Melina Spijkhoven schonk, nog afgezien van haar eerste kind (1877), Bart van Rossum elf kinderen. Zij trouwde op haar 25e in 1885 en baarde tussen 1886 en 1899 bijna elk jaar een kind, in 1889 zelfs twee, een zoon op 6 januari en een tweede op 22 december en met een onderbreking van enkele jaren kreeg zij tegen haar 43e in 1903 nog een laatste.
Dit was de van God gegeven gang van zaken en iedereen beschouwde die als vanzelfsprekend. Als het misging en een vrouw kwam jong te overlijden, moest de man die met de kinderen achterbleef, zorgen dat hij binnen redelijke termijn een opvolgster vond en in het omgekeerde geval probeerde een jonge weduwe een nieuwe kostwinner te vinden. Omdat de hele toenmalige maat-schappij daarop was ingericht, lukte dat ook meestal zonder al te veel problemen. Voor weduwnaars met kinderen waren jonge dienstbodes voorhanden en voor jonge weduwen boden de late starters en de wat oudere weduwnaars soelaas.
Zo vond Bart Pasteuning in 1874, na de dood van zijn eerste vrouw, Helena Anna Arents, al snel een flinke boerenmeid, die op haar 27e de huwelijksmarkt in Driebergen voor gezien had gehouden en een betrekking in Amsterdam had genomen, en de weduwnaar van Barts zuster Cornelia Johanna Pasteuning, Anton Schuwer, vond op zijn 39e een nieuwe partner in de jonge weduwe van 25 jaar, Christina Hendrika Berts, die als dienstbode werkte en met wie hij in 1886 een nieuw gezin stichtte.
Ondanks wat voor die tijd een sprookjeshuwelijk mag hebben geleken, zal Emma Pasteuning dus best een realistisch beeld hebben gehad van wat zij van de huwelijkse staat mocht verwachten: zwangerschap, bevalling en meer zwangerschap. In haar geval ging dat ook volledig op. In nog geen acht jaar na haar bruiloft had zij zeven bevallingen achter de rug.
Emma en Joseph namen hun intrek in de voor hen ingerichte woning boven "de Ysbreeker", op Weesperzijde 23. Daar werden hun eerste vijf kinderen geboren, een dochter in okt. 1910, gevolgd door drie zoons, nov. 1911, dec. 1912 en mei 1914 en de tweede dochter in mei 1915.
Tussendoor was op 25 mei 1912 Josephs moeder, Elisabeth Held, overleden, 61 jr, op 1 nov. 1915 gevolgd door Emma's vader, Bart Pasteuning, 70 jr. Haar oudste broer, Gerrit, (Gerardus Bartholomeus), die in juni 1913 was getrouwd (huw. akte), werd nu eigenaar van de winkel op de Willemsparkweg op vijf minuten lopen van Emma's nieuwe adres.
Omstreeks deze tijd betrokken Emma en Joseph nl. een groot huis in de Vossiusstraat Nº 31 met uitzicht op de hals van het Vondelpark (Bird's Eye View). Daar werden Emma's laatste twee kinderen geboren, dochter Caroline, 8 juli 1916, en zoon Gerardus Joseph, 25 sept. 1917. Bij deze beval-ling traden vermoedelijk complicaties op, want het kind overleed drie maanden later, op 27 dec. 1917.
Alg. Handelsblad, 28 december 1917
Het was in de nasleep van deze laatste bevalling, dat Emma kwam te overlijden. Zij kreeg een blindedarmontsteking en haar huisarts, dr. Blaisse, Jan Luykenstraat 74, wachtte te lang met opereren – mogelijk omdat zij weer zwanger was? Zij stierf op 28 maart 1918 in het Maria-Paviljoen na een – zoals de advertentie stelt – 'lang en geduldig lijden'. Zij werd slechts 30 jaar oud.
de Maasbode, 30 maart 1918 – 3 adv. onder elkaar
Annie en Joseph
Hoe emotioneel deze periode voor Joseph ook geweest mag zijn, hij stond voor het praktische probleem dat hij onder uiterst moeilijke omstandigheden – het einde van WO I – een bedrijf moest runnen van een paar honderd werknemers, terwijl er thuis geen verzorgster meer was voor zijn zes kleine kinderen, de oudste zeven, de jongste ruim anderhalf jaar oud. In zijn naaste omgeving was nauwelijks hulp voorhanden. Mogelijk hielpen oma Pasteuning (Geertruida van Rossem) en de vrouw van haar zoon Gerrit in het begin bij de oppas, maar die zaten zelf al met kleine kinderen. Joseph moest dus op zoek naar een tweede vrouw.
Het zal in de loop van 1918 geweest zijn, dat oom Bart van Rossum uit Driebergen uitkomst bracht. Hij had nog een ongetrouwde dochter thuis van 25, die best kon helpen met de kinderen, Emma's nichtje Johanna Hendrika, Annie.
De beproevingen waren echter nog niet voorbij. Het kan de Spaanse griep geweest zijn, die toen heerste, of een gewone kinderziekte en het verdriet om zijn overleden moeder, maar op 8 februari 1919 stierf Josephs tweede zoon 'Willy', Wilhelm Joseph, 6 jr oud, geboren op 9 december 1912.
geboren, De Tijd, 10 december 1912 gestorven, de Maasbode, 10 februari 1919
Het verlies van dit kind zal er zeker toe hebben bijgedragen, dat Joseph Annie – de roepnaam van Johanna Hendrika – vroeg om zijn vrouw te worden en op 23 juni 1919 trouwden zij (huw. akte - kies daar pag. 34 en 35, akte nr 16) in Driebergen, hij 33, zij 25, jong genoeg om aan een heel nieuw gezin te beginnen.
Eerst viel er echter nog een nieuw verdriet te verwerken. Josephs vijfde kind, zijn tweede dochter Caecilia Gerarda Maria, geboren op 19 mei 1915, stierf in hetzelfde jaar als haar broertje, op 20 dec. 1919, 4 jaar oud. Johanna Hendrika staat in de adv. vermeld als A. Hibbeln–Van Rossum.
geboren, Alg. Handelsblad, 19 mei 1915 gestorven, de Maasbode, 23 december 1919
Kort daarna stierf ook Emma's moeder, de wed. Pasteuning, Geertruida van Rossem, op 16 mei 1920, 73 jr.
Alg. Handelsblad, 19 mei 1920
En ruim een half jaar later, op 25 januari 1921, volgde haar broer, Bart van Rossum, de vader van Annie, bijna 67 jr. Van de oudere generatie was nu alleen Annies moeder Melina nog over. In 1924 stierf een van Annies broers en volgens diens overlijdensakte woonde Melina toen in Voorburg. Waarschijnlijk was zij na Barts dood ingetrokken bij haar oudste zoon, Gerard, die onderwijzer was en vaak verhuisde. Hij gaf toen les op een school in Scheveningen. Later werkte hij in Nijmegen en daar overleed Melina in december 1942, zoals hierboven al vermeld.
De kinderen
Hoeveel kinderen Joseph en Annie kregen is uit de officiële bronnen niet af te leiden. Gegevens uit die periode zijn voor Amsterdam (nog) niet online beschikbaar. Wel vond ik drie vermeldingen van geboorten in kranten van 1922, 1930 en 1933 en een akte uit de Burg. Stand van Diemen, waaruit blijkt dat Annie op 2 mei 1940 – zij was toen al 46 ! – nog een zoon heeft gebaard die levenloos ter wereld kwam. Zij woonden toen in Diemen, Hartveldscheweg 59 (kaart – en twee foto's uit het Parool, ca. 1935, resp. 2020, en een foto - ook uit 1935 – van de andere kant gezien).
Meer houvast bieden de overlijdensadvertenties van Joseph en Annie. Daarin zijn zowel de vier overgebleven kinderen van Emma Pasteuning te onderscheiden, als de blijkbaar zeven kinderen van Johanna Hendrika van Rossum – in totaal waren het er negen, maar de voorlaatste, Max, overleed binnen een jaar († 1934) en de laatste werd dood geboren († 1940).
Zie de STAMBOOM Hibbeln-Van Rossum.
De kinderen van Emma Pasteuning
– E.M. Hibbeln (1910–1998), de oudste dochter, Elisabeth [Betty] Maria, was o.a. kabouter-leidster en trad toe tot 'de Vrouwen van Bethanië'. Zij liet een gecatalogiseerd archief na.
Geboren 20 okt. 1910, De Tijd, 21 oktober 1910
In 1978 woonde zij in Nijmegen, Molukkenstraat 220 (StreetView).
Kinderen van Johanna Hendrika [Annie] van Rossum
– Mr. J.G. Hibbeln heette Joseph Gerardus en werd 'Joop' genoemd. Zijn voornamen zijn dezelfde als die van Emma's laatstgeboren zoontje, dat in 1917 na drie maanden stierf, maar – om het noodlot niet te tarten – in omgekeerde volgorde. Mr. Hibbeln trouwde op 14 juli 1969 in Amsterdam met mr. Hilda J. Vreede.
Alg. Handelsblad, 19 juli 1969
In 1972, bij de geboorte van hun dochter Saskia Mariëtte, woonden zij op Van Baerlestraat 58, het huis waarin zijn beide ouders een paar jaar eerder overleden waren.
Dat is 'om de hoek' (Bird's Eye View) bij de winkel van Pasteuning. Joop Hibbeln was daar ook klant. Hij hield van wijn en Otto kwam er regelmatig aan de deur met een bestelling, ook zelfs nog, toen de familie naar Amersfoort verhuisd was.
de Telegraaf, 14 december 1972
In 1995 was hij auteur van het boekje "De Glasmof", over het gaslicht-imperium dat zijn grootvader Wilhelm Hibbeln aan het eind van de 19e eeuw uit het niets opbouwde.
De E.M. Wajon–Hibbeln, die onder hem in de lijst staat, zal de weduwe geweest zijn van een neef, Wajon. Haar tante, haar moeders oudste zuster Christina Adriana van Rossum, geb. te Doorn op 21 dec. 1887 (geb. akte), trouwde op haar 24e, op 6 aug. 1912 in Driebergen, met Johannes Jacobus Wajon (huw. akte – kies daar pag. 21, akte nr 18).
Deze Wajon was 27 jr en onderwijzer. Uit de in de akte vermelde getuigen blijkt dat Christina Adriana's (en Annies) oudste broer, Gerardus Jozephus Marie van Rossum (Doorn, 1886 – kies pag. 8, akte 46), ook onderwijzer was en de na haar volgende broer, Albertus Antonius (Driebergen, 1889), bierhandelaar, zoals ook hun vader Bart van Rossum toen was.
Om in 1965 een jonge weduwe Wajon-Hibbeln te krijgen, zou een zoon van J.J. Wajon en C.A. van Rossum getrouwd moeten zijn met een dochter van J. Hibbeln en J.H. van Rossum en daarna zou hij vrij jong gestorven moeten zijn. En inderdaad vind ik een bericht, of liever twee, dat ene T.A.C.M. Wajon (28), kapitein op een kustvaarder (KHV, kleine handelsvaart), op 30 juni 1952 getrouwd is met E.M. Hibbeln (27).
Ondertrouwd in Hoogezand-Sappemeer, Nieuwsblad v/h Noorden, 21 jan. 1952
Getrouwd in Aalborg (dk – kaart), de Volkskrant, 1 juli 1952
Geboorte zoon, 16 mei 1956, Hooghuizerweg 32 (StreetView), Huizen (NH), de Volkskrant, 18 mei 1956
Dit bleek al hun tweede zoon. Na hem volgden twee dochters, maar daarna overleed de vader, kapitein Thomas A.C.M. Wajon, † 37 jr, op 23 juni 1960. Zijn gezin woonde toen in Amsterdam, Uiterwaardenstraat 312 belétage (StreetView).
Overlijdensbericht, de Telegraaf, 25 juni 1960
Ronald Langereis, 16 mei 2018; laatstelijk, 6 okt 2018
Addenda
1. De allereerste Pasteuning
Drie eeuwen geleden, op 13 juli 1712, betaalde Daniel Harmensz., 'sleeper' (trans-porteur) van professie en afkomstig uit Bentheim (kaart, net over de grens bij Oldenzaal), het poortergeld aan de heren Thesaurieren en werd zo een "Amsterdammer".
Daniel werd aanvankelijk 'Kamphuijsen' genoemd, naar familie van zijn moeder bij wie hij in Amsterdam onderdak vond, en onder die naam zijn zijn kinderen in het doopregister van de Oude Kerk ingeschreven. Later kwam aan het licht, dat zijn vaders naam 'Bastunig' was geweest – althans zo geschreven – en van omstreeks 1740 tot de Franse Tijd zien we in de doopregisters van de hoofdkerken van de stad de naam 'Pasteuning' opduiken, zij 't in vaak zeer creatieve spellingen. Pas in de 19e eeuw, na de Franse tijd, kreeg de huidige schrijfwijze definitief de overhand.
Namen van immigranten, vaak puur op gehoor gespeld, komen veelvuldig voor in het stadsarchief, ook die van Franse hugenoten, waarvan er begin 18e eeuw zo'n 12.000 in Amsterdam woonden, 6% van de bevolking. Maria du Krock, de moeder van de in add. 3. genoemde voerman Harmanus Pasteuning (*1774), zal een dochter zijn geweest uit een familie die, nadat de Zonnekoning de Franse protestanten in 1685 praktisch vogelvrij had verklaard, de wijk had genomen naar Amsterdam – zie STAMBOOM, blad 3, XIIX.
Eenmaal hier gesettled bleven de Pasteunings de stad en het beroep van hun stamvader trouw. Het duurde anderhalve eeuw eer een lid van de familie een ander beroep koos, dan dat van sleper, voerman, of koetsier. Dat was Bart Pasteuning, die eerst als zeepzieder werkte en in 1876 zijn eigen kruidenierswinkeltje begon. Ook was de familie behoorlijk honkvast. Het duurde bijna tweeënhalve eeuw eer er een Pasteuning van deze lijn buiten Amsterdam geboren werd.
De families Kamphuijsen / Pasteuning waren oorspronkelijk Evangelisch Luthers en bleven dat ook gedurende de hele 18e eeuw, al werden zij volgens de doopregisters meestal Hervormd gedoopt. Toen de zojuist genoemde Harmanus Pasteuning in 1811 weduwnaar werd, hertrouwde hij het jaar daarop echter met de katholieke Maria Engelina Bronsgeest en voor dat huwelijk bekeerde hij zich tot het rooms-katholicisme. Hij had al kinderen uit zijn eerste huwelijk met Mietje Pris (Maria Prins), die protestants – zie Addendum 3 – waren opgevoed, maar de kinderen van zijn tweede vrouw kregen een katholieke opvoeding, zoals de in 1816 geboren Bartholomeus Pasteuning, de vader van BCH, de latere kruidenier.
Al een jaar na aankomst moet Daniel Kamphuijsen met 'een Amsterdamse' getrouwd zijn, Margrietje Pieters, al bleek zij geboren in Zwolle. Op 27 okt 1713 schreven zij zich in voor een huwelijk in het trouwregister van (wschl.) de Oude Kerk. Hij woonde toen in de Sint Jansstraat (StreetView) en was 27 jaar, zij was 33. Daniel tekende bij die gelegenheid met de naam "Daniel Kamheusen", een weergave van de toenmalige uitspraak, denk ik.
Hij en Margrietje kregen vier kinderen, waaronder één zoon, Harmanus (*1718), uit wie de Pasteuning-lijn voortkwam. De bronnen uit die tijd zijn zo summier, dat ik niet met zekerheid durf zeggen, wat er verder met Daniel en zijn vrouw gebeurde. Hun laatst-geboren dochtertje Helena (*1720) stierf het jaar daarop en werd op 9 dec 1721 begraven. Het gezin woonde toen in de Korte Dijkstraat bij de Oude Schans (StreetView).
Na 1720 werden er geen nieuwe kinderen van Daniël meer gedoopt. Dat kan een gevolg zijn geweest van het overlijden van Margrietje Pieters. In de periode van 1721 t/m 1727 komt er in Amsterdam slechts één begrafenis voor van een vrouw van die naam, op 28 sep 1722. Doordat daarbij verdere referenties ontbreken, biedt dit geen absolute garantie, dat zij Daniëls Margrietje was, maar qua timing lijkt zij de meest waarschijnlijke. Een andere mogelijkheid is, dat Margrietje, die inmiddels de 40 gepasseerd was, geen kinderen meer kon krijgen. Dan zou zij evt. ook op 10 mei 1728, of op 9 okt 1729 begraven kunnen zijn, in alle gevallen op het St. Anthonieskerkhof.
In jan 1733 werd er een Daniel Postheuning Kamphuijsen begraven – de eerste keer dat de naam Pasteuning wordt vermeld. Diens bestaan valt alleen te verklaren, als hij en de oorspronkelijke Daniël Kamphuijsen één en dezelfde waren.
Ronald Langereis, 19 juli 2018; laatstelijk, 11 oktober 2018
2. De zaken van Bart Pasteuning
Bij zijn eerste huwelijk (akte 1869) gaf Bart als beroep 'machinist' op, toen een algemeen gangbare term voor iemand die een (stoom)machine bediende. Vijf jaar later, toen hij met Geertruida trouwde, was hij zeepziedersknecht.
Het zal Bart toen duidelijk zijn geworden, dat wie in het laatste kwart van de 19e eeuw voor een baas bleef werken, nooit hogerop zou komen en eind 1876 begon hij voor zichzelf met een klein kruidenierswinkeltje aan het begin van de Marnixstraat. Hij had toen twee zoons, Anton (5) en de pasgeboren Gerrit, 25 mrt 1876. De eerste dochters uit beide huwelijken, waren al overleden.
Een winkeltje aan de rand van de Jordaan zal geen vetpot geweest zijn en in 1880 verhuisde Bart de zaak naar de Swammerdamstraat, een straat achter en parallel aan de Weesperzijde, waar welgestelde Amsterdammers en immigranten à la Hibbeln kapitale panden hadden laten bouwen met uitzicht op de Amstel.
– Daar valt meer te verdienen, zal Bart gedacht hebben en intussen keek hij uit naar een betere locatie. Na een jaar kon hij in dezelfde straat een hoekpand betrekken op Boer-haavestraat 9 (StreetView), dat groter en lichter was en gunstiger gelegen. Daar bleef hij tot in 1894 de nieuwe winkel aan de Parkweg, na 1896 Willemsparkweg, opgeleverd werd.
Het was me al opgevallen, dat Bart geen 'adverteerder' was, noch zakelijk, noch privé. Hoogte- en dieptepunten in het leven, geboorten, huwelijken, dood, zelden wisten ze hem tot het plaatsen van een annonce te verleiden. Het 35-jarig huwelijksfeest (1879) van zijn ouders, het overlijden van zijn moeder (1884) en de geboorte van zijn zevende zoon Leo (1885), ja, maar dan hebben we het wel gehad. Voor een verhuisbericht in een dagblad moest je niet bij Bart zijn en ook een melding van de feestelijke opening van een nieuwe zaak – zelfs die op de Parkweg – zoek je vergeefs. Misschien verspreidde hij folders in de buurt, of adverteerde hij in het parochieblaadje. Alleen winkelpersoneel, daar adverteerde hij wel voor en voor speciale aanbiedingen buiten het gebruikelijke assortiment.
Zakelijk adverteren werd door winkeliers aan de producenten overgelaten. Die plaatsten grote advertenties in dagbladen met een lijst van adressen, waar hun product verkrijgbaar was. De aanvoerlijnen waren kort. Voedingsmiddelen die aan bederf onderhevig waren, kwamen uit de directe of nabije omgeving en werden meestal per schuit aangevoerd, of per spoor. Wegen waren er buiten de stad nog nauwelijks en wat er was, was meest onverhard. Zie foto Amstelveenseweg in 1898 ter hoogte van de Koenenkade, nu de ingang Amsterdamse Bos / Bosbaan.
– adv. 2 sep 1880 van een roomboterfabriek, depot B. Pasteuning, Swammerdamstraat 47.
Een kruidenier, die de boodschappen aan huis bezorgt en een praatje maakt met de dienstbode, weet al gauw alles wat er omgaat in de buurt. Dat bood perspectieven voor nevenactiviteiten, met name bemiddeling en als vertrouwenspersoon. Bart greep de mogelijkheden met beide handen aan. Hij had inmiddels (in 1881) vijf zoons en extra inkomsten zullen dus welkom geweest zijn. Hij plaatste er zelfs advertenties voor.
– adv. 1 dec 1881, Bart als makelaar, Boerhaavestraat 9: woningverhuur, 2 huizen bij Amstel–Hôtel.
– adv. 5 jan 1882, makelaar, 4 huizen te koop, Spoed!
Maar mogelijk was de makelaardij een incidentele zaak. De nadruk kwam vervolgens weer op de winkel te liggen, al was het niet allemaal 'delicatesse', wat de klok sloeg.
– personeelsadv. 27 mei 1882, kruideniersbediende gevraagd per 1 juli.
– fam. adv. 25 juli 1882 bij het overlijden van Barts vader, Bartholomeus Pasteuning, 65 jr.
– adv. 5 aug 1882, handel in kippenvoer per mud.
– adv. 28 sep 1882 en 8 jan 1883, depothouder van 'Hollandsch Hondenvleeschbrood'.
Eind 1882, begin 1883 kon Bart de klandizie blijkbaar niet alleen aan. Kort na elkaar plaatst hij drie personeelsadvertenties. Zoon Anton is elf geworden en zal wel meegeholpen hebben en Geertruida is zwanger van de zesde zoon, die in augustus geboren zal worden.
– personeelsadv. 13 okt 1882, kruideniersbediende; idem als adv. 27 mei 1882.
– personeelsadv. 29 jan 1883, kruideniersbediende, 'Kost, Inwoning en Salaris'.
– personeelsadv. 1 juni 1883, kruideniersbediende, 'goed Salaris met Kost en Inwoning' en een Loopjongen.
Daarna volgt een aantal advertentie-arme jaren, waarin de familie groeit en krimpt.
– zoon Frans wordt geboren, 28 aug 1883.
– Barts zuster, Cornelia Johanna Pasteuning, e.v. Schuwer, overlijdt op 17 sep 1884, 35 jr.
– fam. adv. 7 nov 1884 bij het overlijden van Barts moeder, Maria van Leunen, 65 jr.
– fam. adv. 22 feb 1885 bij de geboorte van Leo Willem, de zevende zoon.
– geboorte van de achtste zoon, Willem Hendrik Josephus, 11 aug 1886.
– overlijden van de derde zoon, Bartholomeus Adrianus, 9 jr, geb. 9 mrt 1877, † 21 aug 1886.
In 1887 stonden de jaarlijkse 'Aprilfeesten' (nog steeds is er dan een kermis in de stad) in het teken van de 70e verjaardag van koning Willem III. Het hele land werd versierd en in Amsterdam namen buurt- en straatcomités de voorbereidingen spontaan op zich.
– artikel in het Nieuws v/d Dag, 24 mrt 1887: Pasteuning lid van het comité van straten achter de Weesperzij.
– artikel in het Alg. Handelsblad, 2 mei 1887: Het feestcomité van deze buurt wordt niet opgeheven, maar wil zich gaan inzetten voor liefdadige doeleinden.
– overlijden van achtste zoon, Willem Hendrik Josephus, 10 mnd. oud, 17 juni 1887
– geboorte van dochter Emelia Maria Magdalena, 27 okt 1887
– personeelsadv. 5 mrt 1888, flinke kruideniersbediende gevraagd voor loopwerk.
– adv. 28 mei 1888, verkooppunt van kindermeel.
Na mei 1888 zien we op het adres Boerhaavestraat 9 geen enkele advertentie meer. Pas wanneer de nieuwe winkel aan de Parklaan in 1894 is opgeleverd, komen we weer adver-tenties tegen, waarin Pasteuning wordt vermeld.
Intussen ging 'het gewone leven' gewoon door.
– overleden, Driebergen, 2 apr 1889, Gerrit van Rossum, 79 jr, vader van Geertruida – kies pag.9, akte Nº 20.
– geboorte van de negende zoon, Bartholomeus Josephus, 15 sep 1889.
– overlijden van deze zoon, 4 feb 1890, ruim 4 mnd. oud.
– geboorte van de tiende zoon, Arnoldus Antonius Josephus, 21 feb 1891.
– overlijden van deze zoon, 3 mrt 1893, ruim 2 jr oud.
– 21 juli 1893, door dochter Emma, 5 jr, eerste steen gelegd van het nieuwe winkelpand aan de Parkweg.
Het huis aan de Parkweg werd in 1893 gebouwd op grond van de gemeente Nieuwer-Amstel (Amstelveen). Aan de overkant van de Alexander Boersstraat eindigde het grond-gebied van de stad Amsterdam en daarom is de gevelwand van de huizen die tot op het uiterste randje 'stadsgrond' gebouwd werden, er zo grillig. Gezien vanuit Nieuwer-Amstel begon de Parkweg bij de Alexander Boersstraat, de gemeentegrens, en het nieuwe huis op de hoek werd dus Parkweg 1. Dat adres zien we de eerste jaren dan ook in advertenties vermeld staan: B. Pasteuning, Parkweg 1, Nieuwer-Amstel.
– adv. 11 en 18 apr 1894, vrij bovenhuis te huur, Parkweg 1, Nieuwer–Amstel.
– ook in verzamellijst Alg. Handelsblad, 12 april 1894.
Deze anonieme advertentie roept de vraag op, wie de verhuurder was, Bart Pasteuning zelf, of een belegger. Wel lijkt het, of Pasteuning boven de winkel alleen de eerste etage bewoonde en dat het hele bovenhuis werd verhuurd. Voor een gezin met toen nog zeven inwonende kinderen, zes zoons en een dochter, zal dat best krap geweest zijn.
– adv. 19 en 21 juli 1894, v/d Barselaar's hoofdkaas en ijskalfsleverworst, verkrijgbaar bij Pasteuning.
– adv. 3 en 17 mrt 1895, overjarige Assam Pecco Souchon thee van Java., Cultuur-Mij. 'Sinagar'.
– adv. idem, Souchon en Pecco Souchon thee van Java, Parakan Salak Thee-Ondern., agent F.A.L. de Gruyter.
– overlijden van Geertruida's moeder, wed. Van Rossum, Adriana Peek, 21 apr 1895 – kies pag.12, akte Nº 19.
– adv. 29 dec 1895 en 27 dec 1896, 'Punch van Beertje', distill. H.B. de Beer, Waterlooplein 15.
Op 1 mei 1896 annexeerde Amsterdam het hele gebied tussen Amstel en Schinkel tot aan de Koenenkade en een maand later heette de Parkweg Willemsparkweg en die begon een paar jaar later bij de Van Baerlestraat. Het begin van de straat schoof toen één blok op en bij de hernummering werd huisnummer 1 gewijzigd in 11. Weinig mensen in die tijd hadden oog voor zulke details. Het oude adres bleef ten minste nog tot het jaar 1900 in gebruik, want leveranciers en de postbode wisten de winkel evengoed wel te vinden.
– adv. 4 en 5 juni 1896, roomboter uit Friesland, in rollen van ½ en ¼ kilo bij Pasteuning, Willemsparkweg 1.
– adv. 14 okt 1896, De beste tarwebloem, Witsenburg, Damrak 23, verkrijgbaar bij Pasteuning, W.Parkweg 1.
– adv. 5 mrt 1897, bemiddeling bij verhuur/bezichtiging van het bovenhuis Van Baerlestraat 50.
– adv. 24 mrt 1897, vrij bovenhuis te huur (boven de winkel), nu voor een iets lager bedrag dan in 1894.
Blijkbaar werd het bovenhuis toen bewoond door een hr. G. Boissevain, die op het punt stond te verhuizen. In het tfnboek van 1901 vinden we een G.M. Boissevain, particulier, Tesselschadestraat 4, mogelijk dezelfde.
Als Pasteuning voor de bouw van het pand een lening had afgesloten, kon hij de aflossing (voor een groot deel) uit de huuropbrengst van de bovenwoning voldoen.
Hypotheekleningen werden toentertijd overwegend gesloten met particuliere financiers en de looptijden waren aanzienlijk korter dan tegenwoordig. Het zou zomaar kunnen, dat Pasteuning het benodigde bedrag leende van de familie Hibbeln en het in vijf jaar terugbetaalde.
Geen loze veronderstelling. Uit het familie-archief blijkt, dat het Wilhelm Hibbeln was, die de ontwikkelingen in Zuid voorzag en Bart Pasteuning adviseerde zijn zaak uit Oost naar de nog niet eens bestaande Concertgebouwbuurt te verhuizen. Hij was zakenman, dus hij zal ook bereid zijn geweest in zijn idee te investeren. Het was een onbetaalbaar advies, het resultaat houdt al 125 jaar stand.
- adv. 25 juli 1897, kaas van de Full Cream Kaasbond, Edammer, bij Pasteuning, Willemsparkweg 1.
– adv. 10 aug 1897, Pasteuning dreigt aangifte te zullen doen, wegens laster.
De naam Jurrjens, in de advertentie genoemd, dient gelezen te worden als Jurriëns. Deze handelaar had eerder dat jaar de krant gehaald – Rotterdamsch Nieuwsblad, 29 mrt 1897 – als heler van enkele gestolen balen meel. Blijkbaar was er later bij hém ingebroken en werd Pasteuning beschuldigd van heling. Hoe en door wie Pasteuning in het roddelcircuit terechtkwam, is niet bekend.
- adv. 13 nov 1897, 'Punch van Beertje', herhaling van dec 1895 en 1896.
– adv. 31 mrt 1899, Chadwick's Vruchtengelei–Tabletten voor instant pudding.
– artikel 25 mei 1899, Kampen, begrafenis korporaal Pasteuning, Hermanus Franciscus, 5e zoon van BCH.
– huwelijk, 30 aug 1899, akte, oudste zoon Anton (1871) trouwt met Betty Hasselbach (Osnabrück, 1876).
Geen advertentie, maar een vermelding in het lijstje van de B.S. in het Alg. Handelsblad van 1 sep 1899.
3. J.H. Pasteuning ~ een ondergeschoven broer
Bart Pasteuning (BCH), geboren in 1845, noemde zijn vierde zoon Johannes Hermanus (*1878). In de archieven komen meer Pasteunings voor met de initialen J.H. en één ervan, een Johannes Hermanus (*1846), zeg maar Jan, leek in eerste instantie een broer van Bart te zijn. Hij was geboren in Amsterdam en zijn ouders waren Bartholomeus Pasteuning en Maria van Leunen.
Ik vond een eerste huwelijksafkondiging van zondag, 28 mei 1893, in de Haagsche Courant, van J.H. Pasteuning en J. Tuchscherer. Jan (46) was koetsier en woonde in Den Haag, maar verhuisde kort voor het huwelijk naar Spankeren (gem. Rheden, kaart), waar hij op 15 juni 1893 trouwde met Josepha Tuchscherer, een 53-jarige weduwe van Duitse origine, geb. in Unkel (kaart). Voor Jan was het zijn eerste huwelijk.
Wat me op het eerste gezicht vreemd leek, was dat wijlen Jans (en dus ook Barts) vader, Bartholomeus, volgens het uittreksel koetsier zou zijn geweest. Ik kende hem alleen als slepersknecht – bij zijn eigen trouwen in 1844 – en als koorndrager – bij het huwelijk van Bart en Geertruida in 1874. Pas toen ik de trouwakte (kies pag.77, akte Nº 52) van Jan de koetsier bekeek, begreep ik dat er in de ambtelijke molens twee takken van de familie Pasteuning door elkaar gemalen moesten zijn.
De fout werd binnen een jaar hersteld. In de kantlijn van de akte is aangetekend, dat bij vonnis van de Arr. Rechtbank te Arnhem van 19 feb 1894 de namen van Jans ouders, "Bartholomeus Pasteuning en Maria van Leunen", gelezen moesten worden alsof er stond: "Gerrit Pasteuning en Dirkie Reurode". Die namen was ik al vaker tegengekomen.
De opgave van andere ouders was natuurlijk niet zomaar een "vergissing" van neef Jan. Vermoed wordt dat hij bij zijn huwelijk geacht werd katholiek te zijn en met een katholieke tak in zijn naaste familie dacht hij dit probleem creatief te kunnen omzeilen.
Op het materiële vlak ging hij echter zeker niet onbezonnen te werk. Enkele dagen voor hun huwelijk lieten de aanstaanden ten gunste van elkaar een testament opmaken door een notaris te Brummen (kaart).
Het toeval wilde, dat de echte broer van BCH, ook Jan Pasteuning (*1865 – zie boven), toen dichtbij zijn neef Jan de koetsier (*1846) in de buurt woonde. Die Jan was in 1893 politieagent in Arnhem.
Gerrits zoon, Johannes Hermanus, overleed in Dieren (gem. Rheden) in mei 1923, 76 jaar. Zijn vrouw Josepha was hem ruim een half jaar eerder voorgegaan. Haar naam wordt in uittreksels ook weergegeven als Fuchscherer, omdat een ouderwetse, handgeschreven hoofdletter T voor een F werd aangezien. Haar eigenhandig gezette handtekening onder haar trouwakte van 1893 is echter ondubbelzinnig: Tuchscherer.
___________
*) Geboortejaar Gerrit Pasteuning: Het vreemde geval doet zich voor, dat er van deze Gerrit, de koetsier, twee doopdatums zijn overgeleverd. Volgens het Doopregister van de Noorderkerk werd hij op 10 december 1805 geboren en op 22 dec 1805 gedoopt.
Ronald Langereis, 9 juli 2018; laatstelijk, 7 oktober 2018
Op lap- en desktops werken deze knoppen feilloos, maar op tablets minder nauwkeurig.
Om terug te gaan op een tablet, kies de vorige tab.